De knol groeit ondergronds, is een verdikking van de wortel, vergelijkbaar met een aardappel. Hij kan wel 25 cm lang worden en meer dan een halve kilo wegen. De knol zit boordevol in water oplosbare vezels, maar bevat nauwelijks zetmeel. De verse jonge knol zou een delicatesse in Japan zijn, en als groente gegeten worden. Het merendeel van de knollen wordt verwerkt tot poeder, konjac-glucomannan, dat als bindmiddel wordt gebruikt.
Hiervoor wordt de knol geschild en gekookt, en vervolgens gedroogd, danwel geschaafd en gedroogd. Dat laatste is de regel. Het maalsel dat als bindmiddel wordt gebruikt, is een fijn poeder, als zetmeel, maar bevat geen zetmeel.
De knol is hier niet verkrijgbaar, daarvoor moet je in de landen van herkomst zijn. Konjacpoeder is hier wel verkijgbaar, evenals producten die ervan gemaakt worden, zoals noedels en snoepjes.
De knollen van de wilde plant moeten gedurende enige tijd in water geweekt worden, alvorens ze te bereiden. Omdat ze zo bitter zijn, dienen ze vrij lang en in ruim water gekookt te worden.
De wortelknol bevat glucomannan, dat wordt verwerkt in een voedingssupplement dat in de handel is onder de naam Lipozene, en dat wordt gebruikt in een dieet om af te vallen. In een uitgebreid onderzoek naar de effecten van glucomannan in 2014 is geen grondslag voor deze claim gevonden. Het bedrijf dat het middel op de markt heeft gebracht, is in 2005 in de VS beboet voor misleidende informatie over het gewichtsverlies bij gebruik van het middel.
De knol bevat calciumoxalaat-kristallen. Calciumoxalaat is een giftige stof die het mondgevoel geeft van honderden kleine naaldjes. Het wordt gemakkelijk afgebroken, hetzij door grondig koken, hetzij door volledige droging. Daarna is het veilig om de plant te eten.
Respecteer het copyright !