De enkelvoudige suikers (monomonosachariden) glucose en fructose waaruit sucrose is opgebouwd, zijn met elkaar verbonden door een binding die latere binding aan andere suikers blokkeert. Het wordt om die reden een niet-reducerende suiker genoemd.
Veel planten bevatten sucrose, vooral de wortels (energievoorraad van de plant), de vruchten en de nectars. Niet alle vruchten bevatten sucrose. Druiven, bessen en vijgen bijvoorbeeld bevatten geen sucrose maar fructose. De meeste suiker wordt gewonnen uit de wortels van de suikerbiet en de stengels van het suikerriet, Daarnaast wordt sucrose onder meer gewonnen uit rijst en maïs.
Sucrose kent geen vast smeltpunt, bij stijgende temperatuur valt suiker uiteen, tot het bij 186° volledig is omgezet in karamel. Door middel van hydrolyse kan de binding afgebroken worden tot de twee monosachariden waaruit sucrose is opgebouwd. Deze hydrolyse wordt versneld onder invloed van zuren, zoals citroensap of crème de tartre.
Bij zoogdieren, ook bij mensen, wordt sucrose afgebroken tot zijn samenstellende homolosiden (monosachariden) door de enzymen sucrase, isomaltase en glycosidase in de dunne darm. De glucose en de fructose worden daar opgenomen in de bloedbaan.
Wanneer sucrose wordt gebroken in vrije glucose en fructose spreken we van invertsuiker.
Het woord sucrose werd in 1857 door de Engelse scheikundige William Miller samengesteld uit het Franse 'sucre' (suiker, met de algemene toevoeging voor suikers 'ose', dat in het Latijn 'vol (van)' in de zin van veel van een stof bevattend. De toevoeging 'ose' is eerder in die eeuw door Franse chemici bedacht als uitgang voor benamingen van monosachariden.
De naam saccharose - in de Nederlandse taal met één c geschreven - werd in 1860 bedacht door de Franse scheikundige Marcellin Berthelot.
Waarom geen cijfers van vlees en vis? Het antwoord daarop is eenvoudig: omdat vlees en vis geen sucrose bevatten.