Suikers komen in de meeste planten voor, maar niet in iedere plant in een winbare hoeveelheid. Van oudsher wordt suiker gewonnen uit geperst suikerriet en afgetapt palmnectar, of uit bloesem, met de tussenkomst van de honingbij. Van veel later is de winning van suiker uit de suikerbiet en andere gewassen.
In de Middeleeuwen was suiker een schaars goed en werd als een exclusieve specerij beschouwd. Vanaf de 16e eeuw werden de productietechnieken beter, en werd suiker goedkoper te maken, maar werd het ook gemakkelijker over de wereld te vervoeren. Een opmars die niet meer te stuiten bleek!
Rietsuiker werd tot in de negentiende eeuw uitsluitend verkocht in de pallisadevorm, suikerbrood genoemd. Ook de eerste bietsuiker kende deze handelsvorm. Dit suikerbrood is nog altijd te koop, onder meer in Duitsland, waar hij Zuckerhute wordt genoemd.
In de negentiende eeuw kwam de eerste kristalsuiker op de markt, de gemalen vorm die wereldwijd de meest gebruikte is. Inj dezelfde eeuw kwamen suikerklontjes op de markt, een uitvinding van de Jakub Kryštof Rad, die een suikerfabriek had in Dačice, het voormalige Tjechoslowakije.
Een belangrijk onderscheid is dat tussen ruwe suiker en geraffineerde suiker. Ruwe suiker is een sucrose, en bevat het donkergekleurde melasse, dat er bij het raffineren uit wordt gehaald. Bruine suikers zijn suikers waarin nog melasse aanwezig is, of gedoseerd toegevoegd.
In het midden van de achttiende eeuw floreerde de suikerindustrie in de Nieuwe Wereld vanuit de Caraïben onder de vlag van de (Britse) West Indian Interest, een samenwerkingsverband van Britse handelaren en West-Indische suikerboeren. Zij beheerste de suikermarkt en had een grote macht, zelfs binnen het Britse parlement.
Aan de andere kant van de wereld exploiteerde de vaderlandse Verenigde Oost-Indische Compagnie de suikerteelt vanuit Batavia op het toenmalig Nederlands Indië.
In de Nieuwe Wereld alleen al zijn naar schatting ruim 10 miljoen merendeels West-Afrikaanse slaven te werk gesteld geweest. Logisch, dat suiker het witte goud werd genoemd. De concurrentie op de wereldmarkt was moordend, en de slavernij waarop de hele industrie in de 17e en achttiende eeuw draaide, kostte de koloniale grootmachten uiteindelijk de kop.
De angst voor opstand vroeg in het bijzonder de Britten en Fransen zoveel energie en mankracht, dat er nauwelijks ruimte over bleef om hun wereldwijde suikerbelangen succesvol te verdedigen.
Het einde van de slavernij bracht de suikerimperia hoe dan ook ten val, en leidde er bijvoorbeeld toe dat vrijwel nergens in de voormalige Caraïbische koloniën nog suikerriet werd verbouwd. Behoudens op Jamaica en op Cuba, de twee belangrijkste rum-naties, een apart hoofdstuk in de geschiedenis van rietsuiker.
Omdat Europa zelf geen suiker produceerde en het transport van rietsuiker kostbaar was, was suiker in Europa, zeker tot de achttiende eeuw, er alleen voor de welgestelden. Tijdens de Napoleontische oorlogen in het begin van de 17e eeuw begon in Europa de teelt van 'eigen suiker', dat van de suikerbiet, dat suiker ook voor de gewone mens bereikbaar moest maken. In 1747 was ontdekt dat de suikerbiet een uistekende suikerbron kon zijn. Rietsuiker zou er een belangrijke concurrent bij krijgen. Het duurde tot laat in de negentiende eeuw, rond 1880 zelfs, voor de suikerbiet in Europa de tweede belangrijke bron van suiker was geworden.
Zelfs toen de Europese suikerbiet de macht al had overgenomen, bleven de Britten hun West-Indische rietsuiker invoeren, tot tijdens de Eerste wereldoorlog de invoer van rietsuiker stagneerde, en ook de Britten de deur voor bietsuiker open (moesten) zetten.
Al vanaf de negentiende eeuw nam de vraag naar andere producten dan de klassieke suiker toe. Voor een deel waren dat bewerkingen van het eindproduct suiker, voor een deel tussenproducten (zoals sap en stroop), voor een deel afgeleide specialistische producten, zoals fructose en glucose. Vooral de voedingsindustrie vraagt om specifieke suikers.
Geleidelijk aan onstaat er meer ruimte voor suikers die van andere bronnen afkomstig zijn, naast traditionele producten als palmsuiker en honing, ahornsuiker, agavesuiker.
De toenmalige Europese economische gemeenschap (EEG), een organisatie van zes landen, stelde het belang van haar eigen boeren boven die van boeren in de Aziatische en Zuid-Amerikaanse suiker producerende landen, en vaardigde in 1968 importbeperkende maatregelen uit. Dat gebeurde onder de vlag van zelfvoorzienendheid en de noodzaak tot 'marktordening'.
Het directe gevolg er van was dat de Europese suiker verhoudingsgewijs te duur kon zijn, en er enorme winsten konden worden gemaakt in een markt waarin slechts enkele spelers waren. Pas sinds 2006 is er sprake van enige kentering om de suikermarkt gezond te maken en concurrentie toe te staan. Nog altijd ten dele, want de Europese gemeenschap (EG) heeft een tariefmuur opgetrokken om de eigen suikerindustrie te beschermen.
Vanaf 2015 zal de markt beperkt toegang geven aan producenten uit de minst ontwikkelde landen (Afrika, Caraïben en Stille oceaan landen). In 2017 zal de EG de productiequota afschaffen. Door recente saneringen is het suikerbietenareaal in Europa in de afgelopen jaren teruggebracht met 800.000 hectare.
Ook de Verenigde Staten laten zich wat dit onderwerp betreft niet onbetuigd. In 1977 werden importbelemeerende maatregel ingevoerd ten gunste van de maïsboeren, een belangrijke verklaring waarom maïs in de Verenigde Staten sindsdien (naast olie) zo'n belangrijke machtsfactor is geworden. Waar bedrijven als Coca Cola en Pepsi Cola buiten de Verenigde Staten riet- en bietsuiker in hun softdrinks gebruiken, gebruiken ze in eigen land uitsluitend high-fructose maïs-siroop.
De beste invalshoek om deze vragen te beantwoorden, is de vragen te benaderen vanuit twee andere vragen: om welke suiker gaat het, en om welk gezondheidsaspect. Gaat het om het gebit, dan is duidelijk dat suiker cariës-bevorderend is, met andere woorden gevolgen kan hebben voor het krijgen van gaatjes. De hoeveelheid suikerinname, het aantal 'zoet-momenten', poetsgedrag, factoren die direct uit werken op de kwaliteit van het gebit. Algemene stelregel: beperk het aantal zoetmomenten, poets regelmatig en beperk suikergebruik tot hoogstens 10% van de totale energie-inname op een dag, liefst minder.
Bloedsuikers dan. Dagelijkse realiteit voor mensen met diabetes is bewust om te gaan met voeding, in het bijzonder met suiker. Met als hulpmiddel lijstjes van producten die liever niet of helemaal niet gegeten en gedronken mogen worden en de glycemische index, een indicatie voor de verwachte effecten van bepaalde koolhydraten op de bloedsuikerspiegel. Stoffen die hun glucose langzaam af geven in de bloedbaan hebben een lage index (GI), een hoge GI geeft aan dat een de glucose snel in de bloedbaan zal worden opgenomen. Het nuttigen van koolhydraten met een lage GI voorkomt sterke schommelingen in de suikerspiegel. Producten met hoge GI zou de kans op hart- en vaatziekten vergroten. Druivensuiker is er daar één van, reden waarom diabetici druivensuiker gebruiken om de suikerspiegel bij een hypo (de toestand waarin de suikerspiegel ongewenst laag is) snel omhoog te krijgen.
En leidt suiker tot hyperactiviteit bij kinderen? Dat is een fabeltje. Ook dat suiker verslavend zou zijn, is een mythe. Zelfs de bewering dat fructose niet bij zou dragen aan een vol gevoel is niet bewezen. Wel is bewezen dat fructose leidt tot verhoging van het LDL-gehalte, de slechte cholesterol. Als die al bestaat.
Wat er ook over wordt geschreven, een suiker is een suiker, en wat de gevolgen voor onze gezondheid betreft, maakt het al dan niet geraffineerd zijn, helemaal niets uit. Wat de vitaminen en mineralen betreft, de hoeveelheden zijn zo gering, en de inname van suiker zo beperkt, dat dat geen reden kan zijn om suiker te gebruiken.