De Europese ansjovis is één van de 139 soorten in de ansjovisfamilie Engraulidae waarvan er negen tot het geslacht Engraulis behoren. Zo'n 40% daarvan komt in de Zwarte Zee voor. De Europese ansjovis is de derde meest verspreide soort na de Peruaanse en de Japanse ansjovis. Sommige populaties van de Europese ansjovis gedijen bij voorkeur in ondiepe kustlagunes met een zeer wisselend zoutgehalte, andere zijn overwegend pelagisch. De eerstgenoemde worden naar gelang het leefgebied kust-, lagune- of kustpopulaties genoemd, de laatste aangeduid als de mariene of pelagische populatie. De ansjovis in de kustwateren van de Middellandse zee is het kleinst, gemiddeld zo'n tien centimeter lang. Ze hebben minder wervels dan de mariene ansjovis en een rugvin die dichter bij de staart is ingeplant. Een opmerkelijk verschil met de mariene ansjovis is het verhoudingsgewijs grote oog.
Het meest voorkomende, mariene ecotype van de Europese ansjovis kan wel twintig centimeter lang worden en heeft in tegenstelling tot de meeste ansjovis uit de kustwateren een kleurige, groen tot blauw gekleurde rug, en wordt wel de groene of de blauwe ansjovis genoemd. De rug van het ecotype dat in de kustwateren voorkomt, is veelal veel lichter van kleur. Deze wordt daarom wel de witte of zilveren ansjovis genoemd.
De Europese ansjovis heeft zilverkleurige flanken en een wittige en licht doorschijnende buik. De staartvin is gevorkt. Een belangrijk onderscheid met de haring is de naar voren uitstekende bovenkaak, een onlangs gevonden fossiel uit het Eoceen met een sabeltand in de bovenkaak verklaart het waarom daarvan. Van origine is de ansjovis een roofvis. De huidige ansjovis voedt zich uitsluitend met planktonachtige organismen.
In de zomer trekken veel ansjovissen noordwaarts en naar oppervlaktewateren om zich daar voort te planten, zoals in april langs de kust van België en Nederland. Ze paaien bij voorkeur in brak water, zoals in ons land de Oosterschelde. Het paaiseizoen is afhankelijk van het leefgebied van de ansjovis. In de Middellandse Zee loopt het paaiseizoen van april tot september, in de Noordzee en het Kanaal van juni tot augustus. Als gevolg van de geleidelijke opwarming van het oceaanwater lijkt het paaiseizoen steeds vroeger te liggen.
Het vrouwtje legt tot wel 40.000 eitjes, die in het water drijven totdat na uiterlijk drie dagen de larven uitkomen. Ze komen binnen twee dagen uit en de nauwelijks twee millimeter lange larven verzamelen zich onmiddellijk in scholen. De dan nog schubloze broedfvissen blijven in het ondiepe water tot de inmiddels geschubde vis in staat is zijn eigen voedsel te vergaren. De Europese ansjovis is geslachtsrijp na één jaar.
Net als de andere soorten in het geslacht Engraulis is de Europese ansjovis een belangrijke consumptievis, hoewel hoofdzakelijk bevist voor de inleg. Ansjovis wordt in zout geconserveerd, en verwekt tot vispasta of vissaus. Eén van de bestemmingen van de ansjovis is Worcestershiresauce.
Het centrum van de ansjovisvisserij in Italië is Cetara aan de Golf van Salerno, voor de Amalfi-kust. De visserij is diep geworteld in de cultuur van dit dorp, mede bekend van de colatura de alici, een vissaus vplgens de traditie van de Romeinse vissaus liquamen (garum). Eeuwenlang visten zij met de menaide, een net bestaande uit één enkel netblad met een uniforme maaswijdte;. Kleine ansjovissen konden door de mazen heen, terwijl de grote vast kwamen te zitten en met de hand moesten worden los gemaakt.
In de jaren twintig van de vorige eeuw vervingen de vissers in Cetara de menaide door de lampare, trechtervormige netten die vlak boven de zeebodem gesleept worden. Het net werd uitgegooid vanaf de hoofdboot, terwijl een andere boot het water verlichtte om de vis te lokken. Het was een ingewikkelde en dure vismethode. In 1946 werd de ringzegenvisserij geïlntroduceerd, waarbij een net wordt gebruikt dat in Italiëe ciànciolo wordt genoemd, dat de hele school vissen omsluit die zich onder een lichtbron heeft verzameld. Het net wordt gesloten als een tas met een koord en op de vissersboot getrokken. De ansjovis van Cetara wordt tussen eind maart en begin juli gevangen, en is dan ongeveer 10 tot 18 cm lang, vlezig en compact.
In de handel wordt alle ansjovis over één kam geschoren. Echter, de ansjovis van John West komt uit Peruaanse wateren, en is dus geen Europese ansjovis.
De ansjovis kwam al voor tijdens het Eoceen, vijftig miljoen jaar geleden. Het waren roofvissen met stekelige tanden langs de onderkaak en een a-symetrisch geplaatste sabeltand in de bovenkaak. Vermoedelijk waren andere vissen hun prooi. Deze oer-ansjovissen waren groot, vergeleken met hun moderne verwanten, mogelijk tot wel een meter lang. De gapende bek van de gesabelde oer-ansjovis heeft de tegenwoordige ansjovis nog, alleen voedt hij zich nu met plankton.
De ansjovis in de Golf van Biskaje, de Alboran Zee en de nabije Atlantische Oceaan, de Golf van Leeuwen, de Straat van Sicilië en Tunesië, de Tyrreense Zee, de Adriatische Zee en het bekken van de Levantijnse Zee zou een afzonderlijk ecotype (kunnen) zijn, de ansjovis in de Zwarte Zee en de Zee van Azov een tweede ecotype. De kustpopulaties uit de Golf van Biskaje en de Golf van Leeuwen zouden een gemeenschappelijke afstamming hebben die hen onderscheidt van de mariene populaties, 300.000 jaar geleden ontstaan.
De ansjovis in Nederland. In de toenmalige Zuiderzee kwam de ansjovis in zeer wisselende aantallen voor. In sommige jaren kwam de vis in april - mei massaal binnentrekken, in andere jaren bleef hij weg. De reden hiervoor was, dat de Zuiderzee voor de ansjovis de noordgrens van zijn verspreidingsgebied vormde, en hij er voor koos bij een koud voorjaar zuidelijker te blijven, en ook daar te paaien. Met de voltooiing van de afsluiting van de Zuiderzee in 1932 is de ansjovis uit het nieuw gevormde, zoete IJsselmeer verdwenen en de visserij en inleg geëindigd.
Ondanks deze ups en downs was de visserij op ansjovis in de Zuiderzee heel belangrijk. De vis belandde net als haring in vaatjes, waar ze in zout gerijpt werden om opeenvolgende seizoen leverbaar te zijn. Veel Zuiderzee-ansjovis werd naar Duitsland uitgevoerd.
In Nederland komt de ansjovis sinds de aanleg van de Afsluitdijk nauwelijks meer voor. Aanvankelijk kwam de ansjovis nog voor in de Waddenzee - onderweg naar de inmiddels afgesloten Zuiderzee - en daarnaast in de Schelde. tegenwoordig wordt ansjovis voornamelijk gevangen langs de kusten van de Middellandse zee en Zwarte zee in Bulgarije, Albanië, Roemenië en Kroatië, Frankrijk, Griekenland, Italië en Spanje, en in Turkije, Oekraïne, Rusland en Georgië.
De Engraulis encrasicolus is in 1758 door Linneaus benoemd. De geslachtsnaam Engraulis, de Griekse benaming van de ansjovis.
De oorspronkelijke beschrijving van Linnaeus is te vaag om vast te kunnen stellen welk (eco)type hij heeft beschreven, vermoiedelijk de meest voorkomende en breedst verspreide type, ook wel "blauwe ansjovis" of "groene ansjovis" genoemd, afhankelijk van de locatie.
Alleen Europese ansjovis uit het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (FAO 27), met de ringzegen gevangen, is voorzien van het MSC-label. Aanvoer is er het hele jaar door met uitzondering van de drie zomermaanden (juli-september). De Marine Conservation Society (MCS) raadt aan om jongbroed te vermijden, omdat het schadelijk is voor duurzame vispopulaties.
In de Turkse wateren vond in 2022 is in de achterliggende jaren zoveel (te) jonge en ondermaatse ansjovis gevangen dat het Turkse directoraat-generaal Visserij en Visserij van het ministerie van Landbouw en Bosbouwdat heeft besloten onmiddellijk in te grijpen met een algeheel vangstverbod in de Marmara Zee, de Straat van Istanbul en de Straat van Çanakkale. Hoewel de oorzaak vooral gezocht moet worden in ongecontroleerde, illegale visserij, wordt overwogen de vangst in het komend jaar (2024) weer toe te staan, maar onder strikter toezicht.
De Europese Unie greep al eerder in door het binnen brengen van ansjovis onder de negen centimeter te verbieden en in 2007 heel specifiek de visserij op jongbroed, met een uitzondering, de kleinschalige visserij langs de kustlijn nabij Niç, waar alleen de nog laat in het seizoen voor de kust vertoevende jongbroed - poutine genoemd - wordt gevangen om te worden verwerkt in de plaatselijke delicatesse, pisalá of pissalat.