De levenscyclus van een vis begint als ei. Wanneer het ei uit komt, verschijn de larve, die de dooierzak met zich mee draagt met voeding voor de eerste tijd. Voordat de dooierzak volledig verdwijnt, moet het visje volwassen genoeg zijn om zelf te kunnen foerageren. Wanneer ze eenmaal zover ontwikkeld zijn, noemen we ze poot- of broedvis, in het Engels 'fry'. In dit stadium begint de schubvorming en de ontwikkeling van vinnen, nodig om naar het fourageergebied te kunnen zwemmen. Naar hun afmeting worden deze nieuwe reizigers 'vingerlingen' genoemd.
De broedvis, herkenbaar aan het nog ontbreken van schubben, wordt in het Engels ook wel 'whitebait' genoemd. Meer specifiek worden schubloze visjes bedoeld met een lengte van 25 tot 50 mm. In Europa van vissoorten zoals de smelt of spiering (Osmerus eperlanus), sprot (Sprattus sprattus), ansjovis (Engraulis encrasicolus) en sardine (Sardina pilchardus). De broedvisjes van de sardine worden in Frankrijk poutine of poutina genoemd.
In 1810 onderzocht Antoine Risso de 'poutine' in de wateren bij Niçe. Hij trof er naast de sardine en ansjovis nog een andere semi-doorzichtige vis aan, die hij nonnat noemde. Hij noemde deze Afia minuta in publiceerde deze zijn Ichthyologie de Nice ou Histoire naturelle des poissons du département des Alpes Maritimes. In Italië wordt deze vis ruscetti of rossetti genoemd, naar de licht roze kleur van een school van deze halfdoorschijnende visjes, die onder meer bij Romagna bevist worden. Vanwege de uitstekende smaak en het ontbreken van visbeperkingen, wordt deze glasgrondel - de Nederlandse benaming - regelmatig als substituut gebruikt.
De Engelstalige term whitebait is wijdverbreid en wortelt in het Verenigd Koninkrijk, waar het sinds het begin van de zeventiende eeuw wordt gegeten. Lange tijd dacht men dat de transparante visjes een vissoort op zich zelf waren, de Franse zoöloog Valenciennes maakte er zelfs een geslacht van, de Rogenia. In de regel is Engelse broedvis, broedvis van de Clupeidae, meestal haring. Al beschrijft James Murie in 1903 in zijn 'Report on the sea fisheries and fishing industry of the Thames estuary' de aanwezigheid van 23 soorten onvolwassen vis in een vangst, van paling, schol, wijting, haring, sprot en zeebaars. In de negentiende eeuw werden excursies georganiseerd voor de Londenaren om in Greenwich of Blackwall verse whitebait te eten. Dit zou ook een geliefde bezigheid van leden van het kabinet en het parlement geweest zijn.
De meeste whitebait is afkomstig uit China en de Filippijnen. Soms wordt sprot (Sprattus sprattus) onder de naam whitebait verkocht, dat is natuurlijk niet hetzelfde. Wanneer je sprot aanvaardbaar vondt als substituut, neem dan sprot uit het Kanaal, en niet uit de Noordzee.
De Marine Conservation Society (MCS) raadt aan om whitebait te vermijden, omdat het schadelijk is voor duurzame vispopulaties.
In China verstaat men onder whitebait het jongbroed van spieringachtigen (Osmeriformes), zoals de zilvervis, en de Chinese ijsvis en Chinese noedelvis (Salangidae). Van nature vind je deze vissoorten zowel in zoet, zout las brak water, maar de meeste paaien in zoet water. Deze visjes worden voor consumptie gekweekt en zijn niet bedreigd. Ze zijn gemiddeld zo'n twee-drie centimeter lang, maar sommige meten meer dan een decimeter. Heet ;'geheim' van deze Chinese whitebait is dat zij hun jeugdige verschijningsvorm gedurende hun hele leven, dat meestal één jaar, hooguit twee jaar is, behouden.
De liefhebber van Europese whitebait zal zijn neus ophalen voor deze Chinese (substituut van) whitebait: ze is beduidend minder smakelijk.
In Japan eet men jongbroed onder de naam shirasu (しらす), in gedroogde vorm chirimen, meestal van Japanse sardines of Japanse ansjovis (Engraulis japonicus), maar ook wel van haring, of zeepaling. In de Filippijnen heet het dolung, vaak verwerkt in gefrituurde patties, tortang dulong genoemd.
In Nieuw-Zeeland vist men op de whitebait van de Galaxias: Galaxiiden. Galaxias brevipinnis in Maori koaro genoemd, Galaxias maculatus (inaka), Galaxias fasciatus (koukoupara), Galaxias postvectis en Retropinna retropinna, de gewone smelt. De Maori-namen zijn speciek voor de whitebait, een volwassen inaka heet bijvoorbeeld mahitahi, de eerste inaka's die stroomopwaarts gaan pukoareare. Iedere soort kent zijn seizoen.
Men eet de visjes gefrituurd (in beslag), en in de vorm van Maloney flensjes - crêpes Maloney - met per crêpe 100 g whitebait, 20 g boter, 1 eetlepel zeer fijngehakte verse koriander, zout naar smaak (strooi dat er op het laatste moment over) en een druppeltje of wat Trappey's "Chef Magic" Jalapeno saus.
Net als in Europa zijn de regels met betrekking tot de visserij op whitebait in Nieuw-Zeeland aangescherpt. Met ingang van het seizoen 2022 is de vangst beperkt tot de periode van 1 september tot 30 oktober, en is de lengte van het net verder beperkt. De Europese Unie heeft in 2004 het verbod op de zegenvisserij uitgevaardigd, waarmee de vangst op whitebait geblokkeerd werd. Alleen de de 'pesca a la poutina' in de Alpes-Maritimes is daar van uitgezonderd.
De Engelse term whitebait, een samenvoeging van white (wit) en bait (vangst) is een oud begrip. Bait komt van het Oud-Noorse beita, dat voedsel of aas betekent, in het Proto-Germaans baitō, dat wat gebeten wordt. De term is verwant met bijten, en niet alleen van toepassing op vissen, zoals in dit artikel gebeurt, maar met ieder ander dier dat met behulp van een haak, strik, val of net gevangen wordt.
Met whitebait wordt expliciet gedoeld op het aas waarmee gevist wordt en de producten die van dit 'aas' gemaakt worden. De reikwijdte van het begrip whitebait is verruimd van ingrediënt naar bereiding.
In Frankrijk noemt men de broedvis van ansjovis en sardine poutine, palailles of blanchailles, in Ligurë gianchetti of bianchetti, en in Griekenland maridha.