Je vindt deze tempe bengtuk alakatak in het zuidelijk gedeelte van Sukoharjo. Eén van de weinige ambachtslieden die er vandaag de dag nog tempe alakatak maakt Kamtini, die in 1972 in Weru zijn winkel/werkplaats begon. Dat er maar zo weinig animo is om deze tempe te produceren, vindt zijn oorzaak in de bewerkelijkheid van het product en de naamsonbekendheid in de stedelijke regio's.
De tempe wordt gemaakt van de fluweelboon (Mucuna pruriens) of kacang koro benguk, een boon die van oudsher overal verbouwd werd, en waarvan iedereen er wel in de tuin had staan. Tegenwoordig wordt er nog zelden tempe mee gemaakt.
Alleen de beste bonen zijn geschikt voor de tempe-productie, die daarom begint met een nauwkeurige selectie van geschikte en ongeschikte bonen. De laatste zijn bestemd voor het vee. De geselecteerde bonen worden gedurende twee dagen en nachten geweekt, waarbij het schuim regelmatiog wordt weggeschept, en het weekwater iedere paar uur ververst moet worden om de concentratie gifstoffen te reduceren.
Vervolgens worden de bonen gekookt, minimaal één uur. Na afkoeling worden de schil en het meel gescheiden door de bonen te vijzelen. De bonen moeten nu drogen, alvorens ze te inoculeren met de starter (ragi tempe) - één eetlepel per twee kilo bonen - en in kleine porties in teakblad (daun jati) te vouwen. De pakketjes, hermetisch gesloten met een houten pin, worden in de buitenlucht uitgespreid om het fermentatieproces zijn gang te laten gaan. Uit de zon.
De fermentatie duurt circa twee dagen, het proces al met al vijf dagen, veel langer dan de productietijd van reguliere tempe, waarmee gemiddeld twee dagen gemoeid is.
Het resultaat is er naar. Geen mooier kleurcontrast dan deze tempe op vers blad met witte en gele cassavemeelnoedels, waarvan de laatste fel gekleurd zijn door ze in geelwortel (kurkuma) te koken. Zo wordt deze tempe opgediend, als tempe kuning , de naam van het gerecht.