Hertsmunt heeft rechtopstaande stengels, en lange horizontale uitlopers (stolonen). Hertsmunt kan wel een meter hoog worden. Hij houdt van een natte, stikstofrijke bodem en groeit daarom graag aan water.
De bladeren zijn langwerpig tot lancetvormig, 5-10 cm lang en 1,5-3 cm breed, groen tot grijs-groen aan de bovenkant en wit en viltig aan de onderkant. De bloemen zijn klokvormig, 3-5 mm, in kleur variërend van rose tot licht paars. Ze groeien in schijnkransen en zijn tweeslachtig. De plant bloeit van het midden van de zomer tot het einde van de zomer.
Hertsmunt heeft niet zo'n sterke geur als andere muntsoorten, maar heeft van alle muntsoorten wel het hoogste gehalte aan thymol, een etherische olie die bekend staat als antiseptisch.
Hertsmunt zul je zelf moeten kweken, of in het wild moeten plukken. Beide kan. De wilde Mentha longifolia vulgaris is in ons land vrij algemeen. Vaak zie je hertsmunt in kruidentuinen. Mocht je het blad willen drogen, pluk de blaadjes dan juist voor de bloei.
De smaak van hertsmunt is fris, aromatisch. Hertsmunt wordt vooral gebruikt voor het maken van thee.
Bewaar verse takjes munt zoals andere kruiden aan de steel, gewikkeld in een vochtige doek, verpakt in plastic. Zo houd je de kruiden zeker een week goed. Controleer steeds op rotte blaadjes en steeltjes. Eenmaal aangetast, bederft al gauw de hele bos. Munt is niet bijzonder geschikt om in te vriezen.
Munt was al in de oudheid een belangrijk kruid, dat tal van eigenschappen werd toegedicht, maar daarbij gaat het meer om muntachtige planten, dan om de botanische munt. Plinius bijvoorbeeld beschrijft hoe munt de geest verruimt en je trek in vlees bevordert. Munt werd gebruikt om baden te aromatiseren, en als eau-de-toilette. eetlustbevorderend. Met anijs en komijn was munt lange tijd een belangrijk betaalmiddel, onder meer onder de Farizeeeërs. Het stond met andere woorden hoog in aanzien.
In de Middeleeuwen werden diverse muntsoorten verbouwd op keizerlijke landgoederen en in kloostertuinen, blijkt uit de Capitulare de villis, waaronder de hertsmunt, die 'mentastrum' werd genoemd. De Capitulare de villis is een verordening uit een reeks capitularie die hij schreef, en die behoort tot de pre-800 capitularies, daterend van rond het jaar 795. Karel de Grote schrijft hierin voor hoe de keizerlijke landgoederen moeten worden ingericht, gebruikt en beheerd. Hertsmunt werd in diet tijd overigens in alle klostertuinen verbouwd.
Men gebruikte het in die tijd ook voor het eerst als mondverfrisser. Poetsen van tanden gebeurt tot de uitvinding van tandpasta met gemalen schelpen of kalk. In de Middeleeuwen voegde men daar kruiden aan toe: rozemarijn, peterselie en salie, en heel soms munt. In andere culturen gebruikte men daarvoor andere voorradige kruiden. In India bijvoorbeeld gebruikt men een mengsel van venkel, cardamom en steranijs, dat nog altijd wordt gebruikt en soms op tafel staat. Dat mengsel heet 'mukwah'.
Hertsmunt komt in een aantal ondersoorten verspreid over de wereld voor:
In eigen land komt hertsmunt in het wild voor in de Biesbosch en het Rivierengebied, zoals in de Millingerwaard en langs stenige randen langs de Lek te vinden is.
De blaadje bevatten circa 1% etherische olie, waarvan een groot deel pulegoon is. Pulegoon heeft een sterke muntgeur, en komt behalve in polei voor in pepermunt (Mentha pipita), Hart's pennyroyal (Mentha cervina) en kattenmunt (Nepeta cataria) .
De belangrijkste smaakcomponenten van polei zijn:
Het woord munt of mint, komt van het Latijnse woord mentha, dat ook de geslachtsnaam is. Het woord is ontleend aan de Griekse mythologie, waarin de nimf Mynthe uit jaloezie door Proserpine in de plant werd veranderd in de plant die we nu munt noemen.
Min of meer verbasterd is de naam Rossemunt (vergelijk het Duitse rossminze). Deze naam zou afkomstig kunnen zijn van ros, paard; dus paardenmunt of paardepolei. In Engeland gebruikt men het woord horsemint. De oorsprong van de benaming zou zijn, dat de munt vaak onaangenaam ruikt.
Respecteer het copyright !