De prekese is een 15 tot 25 cm lange boon, licht tot sterk gebogen, en is in gedroogde vorm paars-bruin. In gedroogde vorm vertoont de sasâs gelijkenis met de carob of Johannesbrood. Een belanrijk uiterlijk verschil zijn de vier vleugels van de sasâs, met een breedte van een centimeter of drie. Twee vleugels zorgen voor de stijfheid van de peul en herbergen de zaden, de twee andere bevatten een zoetig pulp, dat naar caramel ruikt
De nog onrijpe vrucht is groen. Hij wordt bruin wanneer hij rijpt, en wordt uiteindelijk diep-paarsbruin wanneer hij verdroogt. De peul blijft al die tijd gesloten. Prekese-bonen worden in november en december geoogst, meestal door ze te rapen.
Tijdens de rijping verandert niet alleen de kleur van de boon en de tectuur, maar ook de smaak. De rijpe vrucht is straffer van smaak dan de onrijpe, door - hoe kan het haast anders - tannine. Daarnaast proef je in de vrucht de bitterheid van saponine, een glycoide die je in veel bonensoorten tegenkomt, en behoort tot de afweermechanismen van de plant. Aan de unieke aroma's dankt de boon in Ghana de titel 'soep parfum' (prekese).
De droge boon is verhout, en zo hard dat je hem alleen met gepast geweld kunt openen. In veel toepassingen worden de zaden terzijde gelegd en wordt alleen de peul bereid.
De gedroogde peulen zijn het hele jaar door leverbaar. Het is de eerste keer misschien een speurtocht, omdat de meest uiteenlopende Afrikaanse benamingen worden gebruikt. Hier zijn er enkele:
De gedroogde peul wordt in stukken gesneden of gebroken. Deze worden in hun geheel gebruikt, of gemalen in gerechten gebruikt. Soms worden ook de zaden (bonen) gebruikt, vaak ook niet. Een befaamd gerecht is Oghwo amiedi of banga, een maaltijdsoep met vis uit de Urhobo-keuken, waarnaar het gelijknamige specerijenmengsel is genoemd.
Maar de peul wordt ook gebruikt om thee van te trekken, en wordt verwerkt in snoep.
De gedroogde peul is lang houdbaar, mits droog bewaard.