In het begin van de 14e eeuw werd deze sinaasappel op commercieële basis verbouwd in de Franse regio Nice. De sinaasappel werd daarop zo populair op het Franse hof en onder de Franse aristrocatie, dat wie het zich veroorloven kon, een 'orangerie' bouwde om zelf 'amès' te telen.
Columbus bracht de plant naar de Nieuwe Wereld, waar hij warm ontvangen is. Met name in Paraguay en op de Caraïben, onder andere Cuba.
De boom is groot en doornig. De middelgrote vrucht is rond en heeft een dikke schil en veel zaden (pitjes). De smaak is zoet en bitter tegelijk, en niet zuur, wat hem bijzonder geschikt maakt om marmelades van te maken. Van de bladeren wordt door middel van extractie petigrain of Paraguay gemaakt, een olie. Van de schil wordt door koude persing bigarade-olie gemaakt. Zij vinden hun toepassing in aromatherapie en de parfum-industrie, maar worden van mindere kwaliteit beschouwd als de olië die van de bloemen wordt gemaakt en die Neroli heet.
De variëteit Bittersweet bevat meer suiker dan de Paraguay, maar de laatste smaakt zoeter door het contrast met de zure tonen.