Naast de koolvorm is er de bladvorm, zoals de sher-li-hon-variëteit, met dezelfde gekrulde bladvorm als de koolvorm, maar minder sterk generfd. Hij wordt wel als baby gai choy aangeduid, maar is dat niet altijd, het is vaak een andere variëteit dan de koolvorm. Het blad van deze soorten is zoet en mals en minder bitter dan die van de bladkolen uit de Acephala-groep van de Brassica oleraceae, zoals de cavolo nero en de boerenkool.
Hoe groter de bladeren, hoe scherper de kool zal smaken, vanzelfsprekend zou je zeggen, het heet niet voor niets mosterdkool. Kleinere bladeren kunnen rauw gegeten worden, of slechts licht geroerbakt, grotere bladeren moeten kort gekookt worden om goed verteerd te kunnen worden.
De grootste variatie treffen we aan in China, waar sinds de 7e eeuw variëteiten worden verbouwd om het blad, gai choy. Gai choy is te koop als kool en als bladgroente. In Japan wordt een fijnbladige variëteit (Brassica juncea var. japonica) geteeld die net als de Brassica rapa nipposinica mizuna wordt genoemd.
De bladeren worden veel gebruikt in de Aziatische (onder andere in de Chinese, Indische en Japanse keuken) en de Afrikaanse keukens. De bladeren kunnen uitstekend geroerbakt worden.
Van de zaden wordt (bruine) mosterd en mosterdolie gemaakt. De laatste wordt vooral in de Bengaalse en Indische keuken gebruikt. Het mosterdzaad wordt in tal van keukens wordt gebruikt als specerij.
Het blad is rijk aan vitaminen A, C, en K, foliumzuur en vezels, en bevat naast veel (andere) vitaminen ook veel mineralen, zoals kalium.
Respecteer het copyright !