Amerikaanse kruidkers is een eenjarige plant uit de Kruisbloemfamilie (Brassicaceae), net als de tuinkers en de maca, beide op deze site beschreven. De plant is 10-15 cm hoog, en heeft veel weg van de 'dichtbloemige kruidkers', d.w.z. heeft een wortelrozet en een trosvormige bloeiwijze. Karakteristiek zijn de hauwtjes, twee aan elkaar vergroeide blaadjes die de zaadjes bevatten.
Aan de tros groeien eerst kleine witte blaadjes, later de groene hauwtjes. Deze zijn bijna rond, zo'n 2,5-3,5 mm in doorsnede. Ieder hauwtje bevat enkele oranje-bruine zaadjes van 1,5 mm lang en 1 mm breed. Wanneer de vruchtjes rijpen worden de doosvruchtjes wit.
Net als van veel planten uit het geslacht Lepidium kunnen ook van de Amerikaanse kruidkers de (jonge) blaadjes en de bloempjes gegeten worden. de blaadjes smaken net als de zaadjes peperachtig, door de glucosiden die de plant bevat. De hauwtjes worden als vervanging van peper gebruikt, ze worden gedroogd en net als peper vermalen.
Van de wortels kun je een een mierikswortel-substituut maken door ze (eerste wassen) te met wat azijn te vijzelen. Wanneer je de hele plant (inclusief de wortel)in de blender fijn maalt, krijg je een mosterd-achtige substantie.
In Zuid- en Midden-Amerika werd de plant in de pre-Colombiaanse tijd (voor de komst van Columbus) gebruikt om zijn medicinale eigenschappen. Ze noemden het 'mastuerzo', een naam die tegenwoordig ook wordt gebruikt voor de door de Spanjaarden naar de Nieuwe Wereld gebrachte tuinkers. Deze mastuerzo vervulde een belangrijke rol bij de verbouw van maïs. De Indianen trokken een extract van de bladeren om het kiemen van de maïszaden te stimuleren. Ze verbouwden het naast de maïs, ook voor voedsel. Ze aten vooral de bladeren, de scheuten en de vruchtdozen.
In Noord-Amerika aten onder meer de Cherokees de plant. Zij aten de scheuten, die zij in salades verwerkten en bakten. Buiten de Nieuwe Wereld was de plant onbekend, tot de ontdekkingsreizigers er kennis mee maakten en de plant naar Europa gebracht. Dat de Romein Plinius de plant zou hebben beschreven is pertinent onjuist, hij beschreef wel andere soorten Lepidium, zoals de Lepidium latifolium. Via Europa is de plant in Zuid-Afrika en Oost-Azië terechtgekomen.
In ons land komt de plant -zij het zelden- in het wild voor, onder andere langs de kant van de weg.
In ons deel van Europa rijpen de vruchtjes vanaf juli.
De geslachtsnaam Lepidium komt van het Griekse lepis, wat schub betekent. Daarmee wordt gedoeld op de langwerpige doosvruchtjes, hauwtjes, die op schubben lijken. De soortnaam virginicum verwijst naar de Amerikaanse staat Virginia.
De vruchten van de Amerikaanse kruidkers bevat eiwitten, vitamine A en C. De bladeren zijn rijk aan vitamine C.
Respecteer het copyright !