Het zijn een- of tweejarige kruidige planten, waarvan de bloemen in trosjes of schijntrosjes groeien. De planten dragen gevleugelde 'hauwtjes'. Een hauwtje, een doosvrucht, bestaat uit twee met elkaar vergroeide vruchtbladen, waarin de zaden zijn gevangen. Hauwtjes zijn karakteristiek voor planten van de Brassicaceae.
Voor consumptie worden behalve de tuinkers (Lepidium sativum), het peperkruid (Lepidium latifolium) en de wortel van de maca (Lepidium meyenii) gebruikt. Maar ook van veel andere soorten wordt het blad gebruikt, zoals van veldkruidkers (Lepidium campestre). Van één soort, de Amerikaanse kruidkers (Lepidium virginicum) worden de zaden vooral in Noord-Amerika als een soort mosterd gebruikt. Hij wordt daar onder meer pepergras genoemd.
De geslachtsnaam Lepidium komt van het Griekse lepis, wat schub betekent. Daarmee wordt gedoeld op de langwerpige doosvruchtjes, hauwtjes, die op schubben lijken.
Respecteer het copyright !