Splijtkool is een bladkool die de respectabele leeftijd van 50 jaar kan bereiken en zelden of nooit bloeit. Hij groeit op een stronk, die soms verhout. De bladeren zijn lichtgroen tot donkergroen, en hebben een gekrulde rand. Net als bij palmkool en andere bladkolen wordt de plant geoogst door er bladeren af te snijden.
De vermeerdering vindt plaats door scheuren of 'kopstekken'. De plant vormt nooit zaad! Vanwege de steriliteit, die vermoedelijk is ontstaan door de wijze waarop de Romeinen de plant veredelden, kan de plant alleen vegetatief vermenigvuldigd worden. Het Centrum voor genetische bronnen Nederland heeft daarom een redelijk aantal splijtkoolsoorten onder haar hoede. De enige vorm om de kool voor ons nageslacht te bewaren, is immers deze te blijven verbouwen.
Het is niet verwonderlijk dat de plant de bijnaam 'eeuwige moes' heeft gekregen. Met zorg geteeld, is splijtkool een eeuwig dankbare, uitbundig groeiende koolsoort, waarvan het hele jaar door geoogst kan worden. Hij is winterhard, want verdraagt vorst tot -15°. Na enkele jaren wordt de plant gescheurd.
Eén van de variëteiten is de Daubenton (bovenstaande foto), die ook in bonte uitvoering (panache) bestaat. De daubenton is vernoemd naar de achttiende eeuwse Franse natuurgeleerde Louis Jean-Marie Daubenton, die de kool in zijn tuin in de Bourgogne verbouwde. Hij wordt ruim een meter hoog, en tot wel anderhalve meter breed, en bloeit zelden. Engelstaligen vinden het of interessant om de naam te verfransen tot d'auberton of te verengelsen tot doberton. Rare jongens.
Een manier om aan splijtkool te komen, is deze zelf te gaan verbouwen. Dat doe je via plantmateriaal, splijtkool geeft immers geen zaad. In Limburg zijn enkele telers, die de kool op markten verkopen, zoals Limbio.
Net als van andere bladkolen dienen de nerven van de bladeren kort gekookt te worden. Alleen de jonge blaadjes kunnen ook rauw gegeten worden.
Plinius schreef er over: "hij wordt zorgvuldig met aarde afgedekt, waarbij het 'topje' vrij blijft". Vermoedelijk beschrijft hij hier de vermeerdering van de splijtkool, maar er zijn onvoldoende gegevens bekend om dit te staven, en er ontbreken gegevens over de verspreiding nadien.
De plant wordt nog verbouwd in delen van Limburg en het aangrenzende Belgische Mechelen. Daarnaast komt de plant voor in Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Portugal en in Ethiopië. In ons land beijvert het Netwerk Eeuwig moes de instandhouding van dit ras. In de documentaire Eeuwig moes van Holland doc licht Ruurd Walrecht (Oerakker) het belang toe van het behoud van oude gewassen als deze.
Wanneer er zaad van de splijtkool wordt aangeboden, is het zeer aannemelijk, zo niet zeker, een (andere) bladkool. Voorbeelden daarvan zijn de 'rugare', de 'chou mollier' , de 'couve galega', de 'couve tronchuda' en de 'sukuma wiki', alle vermenigvuldigd door middel van zaad, en dus bloeiend.
Wat hier splijtkool of eeuwige moes wordt genoemd, is onder tal van namen bekend. Een breed verbreide benaming is 'duizendkoppige kool', die in veel talen gebruikt wordt. De minst flatteuze Nederlandse benaming is 'oude wijvenkool'.
Splijtkool zit barstensvol vitaminen en mineralen. Meer vitamine C dan hetzelfde gewicht aan sinaasappel bijvoorbeeld, maar ook veel B6 en K.
Respecteer het copyright !