De terpentijnboom heeft veel weg van de mastiekboom, een naast familielid. Net als de mastiekboom is de boom rijk aan een zoet geurende gom, dat op dezelfde wijze als mastiek getapt kan worden, al lang voordat de mastiekboom daar ook voor werd gebruikt. Het oudste bewijs daarvan komt uit Hajji Firuz Tepe in Iran, van een mengsel van wijn en terpentijnhars in vaten die gedateerd zijn tussen 5.400 and 5.000 voor Chistus.
Van de hars wordt terpentijn gemaakt (Chian, Scio of Cypriotische terpentijn, op veel kleinere schaal dan van de hars van de Atlas pistache, waarover elders.
De terpentijn pistache is een langzaam groeiende boom. Hij wordt niet hoger dan 9 meter. De boom wordt gekenmerkt door een sterk, medicinaal geurenpalet, gedomineerd door de geur van de hars en de tannine. Hij is tweehuizig, er zijn mannelijke en vrouwelijke bomen. Een terpentijnboom kan wel 100 jaar oud worden.
De terpentijnboom is onder meer bekend als onderstam voor de Siciliaanse pistachebomen. De boom komt er van nature voor, in tegenstelling tot de geïtroduceerde Pistacia vera, die op de onderstam geënt wordt.
De terebinth vermeerdert door zaad en door scheuten. Deze laatste worden op Cyprus en de Sporaden, een eilandengroep in de Aegeische zee, als groente gegeten. De bladeren zijn leerachtig en doen denken aan de bladeren van de Johannesbroodboom. De boom vormt ieder jaar trossen (als bij druiven) rode bloemen op de nieuwe uitlopers en bloeit van mei tot juli. Een deel daarvan ontwikkelt zich tot vrucht. Zijn vruchten zijn rond, 5 tot 7 millimeter in doorsnede, en rood-bruin van kleur, en rijpen van oktober tot november. Ze bevatten veel olie, palmitinezuur (circa 25%), oliezuur (circa 50%) en linolzuur (circa 20%) .
Op Cyprus en in Iran gebruikt men de hars, zoals in Griekenland gebeurt met de hars van mastiek, als kauwgom. De Cypriotische versie heet Pissa pafitiki of Paphos gum, vernoemd naar Paphos waar de gom als sinds de Griekse oudheid wordt gemaakt, en aan het begin van de vorige eeuw nieuw leven is ingeblazen.
In het zuiden van Afghanistan, waar men de vruchtjes shiné noemt, gebruiken ze die als fruit, en verwerken ze de olie uit de shiné in brood en relishes.
In Turkije maakt men er een drank van die meningiç kahvesi (meningic koffie) wordt genoemd, één van de populairste kruidenkoffies in Turkije. Hij wordt gemaakt door de gedroogde en geroosterde zaden te malen, en deze met een gelijke hoeveelheid melk te koken. De smaak wordt vergeleken met een Bailey, maar dan zonder alcohol. Heel populair is er ook çedene, een snack gemaakt van de vruchtjes.
Beroemd is tsikoudia, een variant op raki, die op Kreta wordt gebrouwen en (ook) op smaak wordt gemaakt met de terpentijnpistache, die daar eveneens tsikoudia wordt genoemd.
De boom is voor het eerst door Theophrastus beschreven, de eerste botanicus in de oudheid, die leefde van 371 tot 288 voor Christus. Hij beschrijft zowel de productie van de hars als de bladvorm en de gallen die onlosmakelijk met de boom verbonden zijn. In het Oud-Grieks wordt de boom kritanos κρίτανος genoemd.
De oudste archeologische vondst is die van de vruchtjes op een schip dat in de twaalfde eeuw voor Christus voor de Turkse kust verging bij Kaap Gelidonya.
Ook Plinius de Oudere beschrijft de hars, afkomstig uit Judea, Syrië, Cyprus, Libië en de Cycladen, en wat zij medicinaal betekent. Dioscorides doet het zelfde in zijn Materia Medica.
In Europa komt de boom vooral voor in de droge en rotsachtige heuvels van het Middellandse Zeegebied, en in loof- en eikenbossen. Hij groeit er tot een hoogte van 1.500 meter, zelfs in de Pyreneeën. In Frankrijk groeit de boom trouwens ook in de Jura, de Savoy en de Périgord, in Spanje in Castilla-La Mancha en Andalusië.
Voorheen werd de Pistacia paelestina beschouwd als een andere plantensoort uit de Pistacia-geslacht, maar tegenwoordig beschouwt men de Pistacia terebinthus en de Pistacia paelestina als synoniemen.
Op de internationale rode lijst van de IUCN is van deze plant vermeld dat hij behoudens in Tunesië nergens ernstig bedreigd wordt. De boom is in deze lijst opgenomen als "least concern", met als belangrijkste dreiging de teloorgang door het verlies aan habitat door ontbossing en door bosbranden.
De Pistaci terebinthus kent ook natuurlijke vijanden, zoals de bladluisgal (Baizongia pistaciae) op bovenstaande foto. Deze hoornvormige gal is in de maanden september-november de kraamkamer van de bladluis. De gallen kunnen tot ongekende proporties uitgroeien.
Respecteer het copyright !