De smetschimmels zijn meercellige schimmels die gekenmerkt worden door hun grote aantallen teliospora. Ze danken hun naam aan een Germaans woord voor 'vuil' vanwege hun donkere, dikwandige en stofachtige teliosporiën. De meeste beschreven smetschimmels behoren tot de ordes Ustilaginales en Tilletiales.
De Ustilago schimmels parasiteren op grassen, waaronder graangewassen zoals maïs. In een beperkt aantal gevallen is de aanwezigheid van deze schimmels gewenst, zoals bij huitlacoche en waterbamboe, waarover later. Wanneer de schimmel de waardplant binnendringt, zorgt hij voor hypertrofie, een verschijnsel waarbij de cellen groter en talrijker worden. De schimmel vernietigt de bloeistructuren van de plant, waardoor deze geen zaad aanmaakt. De schimmel komt onder meer voor bij gerst, haver, tarwe, sorghum, maïs en suikerriet.
Het geslacht kent zo'n 170 soorten 1), waarvan er drie van groot positief economisch belang zijn:
Schadelijke soorten zijn onder meer stuifbrand - Ustilago nuda - op tarwe en gerst, -Ustilago avenae- op haver en suikerrietsmut -Ustilago scitaminea- een op grote schaal voorkomende ziekte in suikerriet 2).
De geslachtsnaam Ustilago is afgeleid van de Latijnse term ustilare, wat 'verbranden' betekent. Net als der populaire benaming brandschimmel wist dat op de zwarte infectie die het veroorzaakt. De populaire benaming van brandschimmnels is in de regel een samenvoeging van de naam van de waardplan, zoals ma&iumnl;s en 'brand', tot in dit voorbeeld maïsbrand.