Omdat deze het best geschikt is voor hete bereidingen, gebruiken we het liefst gedroogde wilde rozemarijn voor de frituurgang. Natuurlijk is wat verse rozemarijn prima voor de -rauwe- garnering. Wanneer je verse rozemarijn gebruikt voor de frituurgang, snijd je deze eerst fijn. Gedroogde wilde rozemarijn is zo fijn dat je die niet hoeft te bewerken.
Was en schil de knolselderij. Snijd er frites van, rustiek of fijn, naar smaak.
Voor een praktische snijtechniek zie knolselderij .
Blancheer de knolselderij-reepjes hoogstens drie minuten. Spoel de frites af met koud water en meng er nu de frietjes nog vochtig zijn, de (fijngesneden) rozemarijn door. Laat ze aan de lucht drogen.
Frituur de frites op 175° goudbruin. Meng de achtergehouden rozemarijn voor de garnering met wat zeezout. Stort de frites uit en bestrooi deze licht met wat van het rozemarijn-zout mengsel. Om de frites lekker pittig te maken kun je deze bestrooien met zwarte peper (liefst een aromatische, gerijpte soort uit Cambodja - kampotpeper- of Madagascar - voatsiperifery) of wat verrukkelijke Piment d'Espelette.