De T-bone bevat uit twee grote spieren, de malse grote spier (psoas major) en de actieve, gemarmerde longisimus dorsi (lende). Net als de rumpsteak, die van de dikke lende wordt gesneden, heeft de t-bone een laagje vet aan de lende-zijde.
De T-bone wordt van het bijna achterste deel van de lende gesneden. Van het gedeelte dat nog verder naar achteren (staartzijde) ligt wordt het staartstuk gesneden, en van het stuk dat voor de T-bone ligt de Porterhouse. De T-bonesteak bevat de volgende delen:
- de longissimus dorsi
- multifidus dorsi
- de longissimus costarum
- het bot (lendewervel)
- de psoas major
Eén van de verschillen tussen een T-bonesteak en een Porterhousesteak is de dikte van de ossenhaas (psoas major). Het Ministerie van landbouw in de Verenigde Staten hanteert een eenvoudige vuistregel hiervoor: wanneer de breedte van de ossenhaas groter is dan 32 mm (1,25 inch) is de steak een Porterhouse, wanneer de breedte groter is dan 13 mm (½ inch) een T-bone.
Practische zaken
Culinair gebruik en bereiding
Een T-bone steak moet tenminste twee cm dik zijn, liefst drie, wil je een knapperige buitenkant kunnen braden en het vlees toch nog 'rare' houden. Het spreekt voor zich dat je zo'n stuk vlees alleen met veel ervaring op 'fingerspitzen-gefühl' kunt braden. Neem daarom voor alle zekerheid een (kern)thermometer. Zorg ervoor dat het vuur goed hoog staat.
Uitgaande van vlees op kamertemperatuur (minstens 15 minuten uit de koelkast), is de gaartijd voor een medium gebakken steak 6-8 minuten. Daarna minstens 5 minuten laten rusten, alvorens de steak aan te snijden.
KERNTEMPERATUUR
48-54 °
bleu (extra rare)
rood, koud
54-58 °
saignant (rare)
rood, zacht
58-60 °
rose