Een Porterhouse-steak bebevat de luie, malse grote spier (psoas major, ossenstaart) en de actieve, gemarmerde longissimus dorsi, de dikke lende. Net als de rumpsteak, heeft de Porterhouse-steak een laagje vet aan de lende-zijde, die de smaak van de steak extra bevordert.
De steak wordt van het bijna voorste deel van de lende gesneden. Van het gedeelte dat verder naar achteren (staartzijde) ligt worden de T-bone en het staartstuk gesneden. De Porterhousesteak bevat de volgende delen:
Eén van de verschillen tussen een T-bonesteak en een Porterhousesteak is de dikte van de ossenhaas (psoas major). Het ministerie van landbouw in de Verenigde Staten hanteert een eenvoudige vuistregel hiervoor: wanneer de breedte van de ossenhaas groter is dan 32 mm (1,25 inch) is het een Porterhouse, wanneer de breedte groter is dan 13 mm (½ inch) een T-bone. Het staartstuk (wing) heeft geen bot en bevat geen ossenhaas.
Een Porterhousesteak moet tenminste twee cm dik zijn, liefst drie, wil je een knapperige buitenkant kunnen braden en het vlees toch nog 'rare' houden. Het spreekt voor zich dat je zo'n stuk vlees alleen met veel ervaring op 'fingerspitzen-gefühl' kunt braden. Neem daarom voor alle zekerheid een (kern)thermometer. Zorg ervoor dat het vuur goed hoog staat. Let op: houdt het ossenhaas-gedeelte aan de koelste kant van het vuur, zodat je de kerntemperatuur van de lende met een gerust hart als maatstaf kunt gebruiken.
Uitgaande van vlees op kamertemperatuur (minstens 15 minuten uit de koelkast), is de gaartijd voor een medium gebakken steak 6-8 minuten. Daarna minstens 5 minuten laten rusten alvorens de steak aan te snijden.
Respecteer het copyright !