Het verse sap zelf is uiterst bederfbaar, tenzij het gepasteuriseerd wordt. Het meeste sap doet dienst als moedervloeistof voor de bereiding van suiker en stroop. Nadat men had ontdekt, hoe je door het sap uit de stengels te persen en in te koken eenvoudig te vervoeren suikerbrokken kon maken, duurde het nog eeuwen voordat men in India de kunst van het kristalliseren uit vond. Een techniek die nog altijd wordt toegepast.
Rietsuiker is er ruwweg in drie soorten: geraffineerde witte rietsuiker, geraffineerde lichtbruine of donkerbruine rietsuiker (waaraan voor dekleur en smaak melasse is toegevoegd) en niet geraffineerde, ruwe rietsuiker, waarin melasse is achtergebleven.
Aan een aantal niet-geraffineerde (ruwe) rietsuikers besteden we uitgebreid aandacht. Naast deze 'specials' is er generieke ruwe rietsuiker, die algemeen te koop is. Prijstechnisch is deze suiker heel interessant, je moet denken aan een prijs van net onder of net boven €1,00 per kilogram. Fairtrade ruwe rietsuiker is iets duurder, gemiddeld € 1,75 per kilogram.
Geraffineerde rietsuiker is algemeen verkrijgbaar, vaak de lichtgekleurde (cassonado). De prijs ligt iets boven die van ruwe rietsuiker. Sinds enkele jaren zijn ook ruwe rietsuikers vrij algemeen verkrijgbaar, voor de 'specials' moet je iets meer moeite doen, vele zijn ook in Nerderland te koop, en voor een redelijke prijs, maar pas wat dat betreft op.
Ook het aanbod bewerkte suikers neemt schoorvoetend toe. Suikertypen die we van bietsuiker al langer kennen, komen langzaamaan ook op de markt, zoals castorsuiker, poedersuiker en geleisuiker (o.a. van het Fairtrademerk Tate and Lyle).
Omdat rietsuiker (Saccharum) van oorsprong uit tropisch Zuid-Azië en Zuidoost-Azi&eum;' komt, is daar voor het eerste kennis gemaakt met de eigenschappen van suikerriet, kauwend op de stengels. In Chinese manuscipten uit de 8e eeuw voor Christus staat beschreven dat men dat in India deed, net als daarvoor de bewoensr van Nieuw-Guinea gedaan zullen hebben.
Het er daadwerkelijk suiker van maken op een manier die we nu kennen, is een Indische ontdekking. Hij dateert uit de 4e eeuw na Christus en wordt toegeschreven aan de Gupta's die in het noorden van India leefden, daar een dynastie gevestigd hadden van de 3e tot de 6e eeuw. Zij ontwikkelden de methode om het sap van het suikerriet te transformeren tot kristalkorrels, met het doel om de zoetstof én beter te kunnen bewaren én gemakkelijker te kunnen transporteren.
Rietsuiker wordt geproduceerd in de landen waar het suikerriet ook groeit, behalve in de tropische gebieden van Zuidoost-Azië en Melanesië waar het van origine groeit, op grote schaal in Zuid-Amerika. Tot de belangrijkste rietsuiker-producerende landen behoren Brazilië met ruim een derde van de wereldproductie, en India, met een kwart. Op ruime afstand volgen China, Thailand en Pakistan. Cuba komt in dit lijstje niet voor, omdat het land onder de internationale handelsboycot vooral voor eigen gebruik produceert.
Via de handelsroutes verspreidden de Indiërs hun suiker onder meer naar China, en brachten boedhistische monniken bovendien de techniek om het te maken naar China. De eerste suikerrietplantages in China dateren reeds daardoor al uit de 6e eeuw. Met de hulp van Indiërs ontwikkelden de Chinezen de techniek verder in de loop van de 7e eeuw. Vanaf dat moment werd suiker gemeengoed in de keukens van Zuidoost-Azië en het Midden-Oosten.
Merkwaardig genoeg sloeg suiker in Europa niet aan. Hoewel Alexander de Grote er al in de 4e eeuw kennis mee maakte, zou het nog bijna een millenium duren voordat het 'zoete zout' in overdrachtelijke zin in Europa landde, dankzij de Kruisvaarders. Vanaf dat moment veranderde de wereld in velerlei opzicht, met suiker in het middelpunt.
In de Middeleeuwen wordt in Italië de eerste rietsuiker verbouwd, in de streek rond Venetië. Min of meer uit nood gedwongen, de transportkosten van rietsuiker uit het Verre Oosten waren aanzienlijk en niet betrouwbaar, waardoor rietsuiker erg duur was. Het werd beschouwd als een specerij, en was alleen bereikbaar voor de welgestelden. Dat veranderde in de loop van de 15e eeuw en de eeuwen daarna, door verbeterde productietechnieken en de evolutie van de wereldhandel, vooral onder de vlaggen van de vaderlandse Verenigde Indische Compagnieën en de Britse West Indian Interest.
De VOC kon bogen op sterke handelsbetrekkingen met China, Japan en Europa natuurlijk en buitte die ten volle uit. Ze kozen Batavia, het huidige Jakarta, als het middelpunt, met grote plantages en fabrieken in wat zij De Ommelanden noemden. Toen de Britten hetzelfde ondernamen in Brits West-Indië aan de andere kant van de wereld, reageerden de Nederlanders door de suikerproductie drastisch te moderniseren, met de inzet van grote Nederlandse machinefabrieken.
De suikerindustrie vergde veel menskracht, die werd gevonden in slavernij. De Nederlanders onthielden zich van grote slaventransporten vanuit andere continenten, maar knechtten de lokale bevolking in ruil voor hun levensonderhoud. Evengoed slavernij.
Op de Indonesische archipel was slavernij van oudsher een gegeven, lang voor Europeaanse inmenging, zoals ook de Arabieren al vanaf de 7e eeuw slavernij kenden. De VOC bracht een nieuwe dimensie door ook de lokale bevolking te 'slaven', tot lijfeigene te maken in ruil voor levensonderhoud. Deze situatie werd lang in stand gehouden en eindigde toen Java in 1811 onder Brits gezag kwam. Pas in 1860 was de slavernij ook hier - althans op papier - afgeschaft.
De Nederlanders brachten het aan het begin van de 17e eeuw naar de Maagdeneilanden en Barbados in de Cariben. Aanvankelijk werden de plantages en fabrieken door Europese contractarbeiders en lokale bewoners bemand, deze laatste tot lijfeigene gemaakt. De ziekten die de Europeanen mee brachten velden de lokale bevolking, en de Europeanen werden op hun beurt geveld door ziekten die zij niet kenden, zoals malaria en geelkoorts.
De Portugezen begonnen zich daarom van West-Afrikaanse slaven te bedienen, bewoners van de landen waar zij hun handelsposten hadden. Zij waren hoe dan ook beter bestand tegen de ziekten die de Europenan parten speelden. De eerste schepen met slaven kwamen al in 1505 aan in de Nieuwe Wereld. Het was het begin van drie eeuwen slavenhandel waarbij slaven op de plantages in de Nieuwe Wereld werden ingezet om het geld te genereren dat de Europeanen weer gebruikten om de slavenhandel te financieren.
De Spanjaarden haalden hun zaad weg van de suikervelden in de Dominicaanse republiek en brachten deze naar hun kolonies in Zuid-Amerika. De Britten, Nederlanders en Fransen lieten zich niet onbetuigd en deden hetzelfde. Het ontbrak hen al snel aan voldoende menskracht om de plantages draaiende te houden.
De Nederlanders speelden een belangrijke rol in de slavenhandel naar de Nieuwe Wereld. De West Indische Compagnie heeft naar schatting 550.000 West-Afrikanen naar de Nieuwe Wereld vervoerd. De Verenigde Oost-Indische Compagnie zou zich daar niet in gemengd hebben, maar bracht grote aantallen merendeels Javanen van Oost-Indië naar Suriname.
India kende net als Nieuw Guinea zijn eigen suikerriet, de Saccharum barberi. Hoogstwaarschijnlijk was de plant voor hen, net als voor de bewoners van Nieuw Guinea aanvankelijk een plant om op te kauwen of het sap te onttrekken en al dan niet in te koken. Voor het begin van onze jaartelling ontdekte men er als eerste de kristallisatie.
De suiker ging ook niet aan de Grieken voorbij. Zij troffen het aan in Mesopotamië en in India. In de eeuw voor Christus beschreef Dioscorides dat als volgt;" er is een soort geconcentreerde honing dat ze saccharan noemen, dat er uit ziet als zout, en dat je af moet bijten, om het in water op te lossen tegen maagpijn. Uit deze beschrijving valt uitstekend op te maken dat het om kristallijne suiker gaat.
Het werd toen als medicijn gebruikt, en niet als voedsel. De opkomst van suiker als voedsel vond in Japan pas in de 14e eeuw plaats. Japan ontwikkelde een eigen suikerindustrie en exporteerde, zij het op zeer bescheiden schaal suiker naar andere Aziatische landen. Japanners zelf hadden aanvankelijk niet veel met het product.
Daarin kwam pas verandering toen ze via de Portugezen kennis maakten met zoete producten als sponscake en snoep. Dat was aan het begin van de 16e eeuw. Door het isolement van Japan gedurende Edo-periode kort daarna, viel Japan terug op de invoer van suiker. Via het enige handelskanaal waarover het land toen beschikte, Dejima. Deze 'Dejima-suiker' werd duur betaald, met zilver en koper.
Doordat er tegen het einde van de 17e eeuw een tekort aan zilver en koper ontstond, was dat een aanleiding om de teelt in eigen land nieuw leven in te blazen. Dat gebeurde in het huidige Kagoshima en Okinawa. Maar ook deze keer hield de suiker niet lang stand. De norme concureentie op de suikermarkt, mogelijk gemaakt,vervuild door overjheidssteun, nekte de op traditionele leest geschoeide Japanse suikerindustrie aan het begin van de twintigste eeuw. Toen het Taiwan bezette, verwierf Japan de capaciteit om de 'eigen' suikerindustrie te herstellen, en deed dat gezwind.
Suiker was in die tijd belangrijker dan ooit geworden, zelfs een essentieel ingeredi¨nt in de Japanse keuken geworden. De situatie nu is compleet anders als in de achttiende eeuw. Okinawa is het centrum van de teelt van rietsuiker geworden en Hokkaido van de bietsuiker. Japan beschikt daarmee over beide bronnen. Bietsuiker er is nu zelfs de belangrijkste suikerbron.
In de Nieuwe Wereld was suikerriet niet bekend tot Columbus het van de Canarische eilanden naar de Dominicaanse republiek en Haïti bracht. Brazilië ontwikkelde zich in de loop van de 16e eeuw tot een belangrijke suikerproducent en de eerste exoprteur naar Europa op het continent. Al spoedig volgden Jamaica, Puerto Rico, en pas in de achttiende eeuw Cuba, de huidige grootmacht wanneer het om suikerfabricage gaat. Al voor de Revolutie van 19xx was rietsuiker een belangrijke pilaar onder de Cubaanse economie, met alcohol in de vorm van Cubaanse rum (zoals Bacardi). Na de Revolutie werd het een monocultuur op het eiland, dat (nog altijd) een zeer eenzijdige landbouw kent.
In Europa bleek de rietsuiker alleen in bepaalde gebieden aan de Middellandse zee te verbouwen. Daardoor was Europa vor de suikervoorziening afhankelijk van de import er van. Vanaf de vijftiger jaren van de negentiende eeuw kreeg de teelt van suikerbieten in Europa, en met name Noord-Europa voldoende omvang om met de Aziatische rietsuiker te kunnen concurreren. In Nederlands Indië werd de fabrieksmatige productie van rietsuiker echter opgevoerd, met de steun van de grote Nederlandse machinefabrieken. Wat goed is voor de één kan slechts zijn voor de ander, het remde de opkomst van de Europese suikerindustrie.
Volgen Fairtrade international komt het merendeel van de fairtrade-suiker vanuit Belize en Fiji, en uit rietsuikerlanden als Brazilië, Costa Rica, Cuba, Ecuador, Guyana, India, Malawi, Mauritius, Paraguay, Peru, de Philippiijnen en Zambia. Niet alle fairtrade-suiker is ook biologisch.
Onder het Fairtrade-label zijn alle rietsuikertypen verkrijgbaar, ook de 'specials' als demara, muscovada en panela. De Europese bietsuiker gaat vanaf 2017 een geduchte concurrent van rietsuikerproducerende naties vormen, doordat de suikerquota vervallen en veel bietsuiker tegen lage prijzen op de wereldmarkt wordt gebracht. Dat betekent dat de bietsuiker ook in de traditioneel rietsuiker consumerende regio's zal penetreren. De suikerprijzen zijn de afgelopen jaren al sterk gedaald, en de vrees bestaat dat de prijs van suiker op de wereldmarkt in een vrije val zal raken.
Dat maakt het er voor de kleine rietsuikerboeren niet gemakkelijker op. Landen als Mauritius, Swaziland en Malawi doen een sterk appel op de boeren zich bij Fairtrade aan te sluiten, om het hoofd boven water te kunnen houden. Voor het fairtradelabel betekent deze verandering tevens het einde aan hun bevoorrechte positie op de Europese markt. Dat is één van de redenen waarom Fairtrade zich in toenemende mate richt op sterke, mondiale handelspartners.
De suikerindustrie in Europese is één van de belangrijkste in de wereld. Niet alleen produceert en verwerkt zij de helft van alle bietsuiker, ook raffineert zij veel van niet in de EU verbouwde rietsuiker.
Europa hanteert productie-quota voor de productie van bietsuiker in de EU-landen. Alle suiker die boven quota wordt geproduceerd, mag niet voor consumptie worden aangewend. Door middel van deze quota doety de EU aan prijsbeheersing, door de quota aan te passen wanneer een suikeroverschot of -tekort dreigt. Ook geeft de EU een gegarandeerde prijs aan de boeren, die momenteel €26,29 per ton suikerbieten bedraagt.
Suiker uit bepaalde landen, de ACP-landen (Afrika, Cariben en de Stille Oceaan (Pacific) en de minst ontwikkelde landen, kan momenteel vrij van importheffingen en zonder quota in de EU ingevoerd worden. Dit jaar nog vervallen deze voordelen voor deze landen.
Dit stelsel gaat in 2017 op de schop. Op 30 september 2017 vervallen de quota.