Het zijn twee van de veertig soorten die het ras Aframomum kent. Deze planten groeien alle in Afrika, en zoals alle Zingiberaceae in een warme, vochtige omgeving en hoe dan ook enige schaduw. De wortelstok (rhizome) groeit vlak onder de grond. De plant wordt zo'n 2 meter hoog en heeft langwerpige en puntige 25-30 cm lange bladeren, zoals bamboe. Dicht bij de grond vormen zich trompetachtige, lichtpaarse bloemen, die direct uit de grond lijken te komen, maar op steeltjes staan. Ze zijn hermafrodiet.
De bloemen openen in de vroege ochtend, en zijn een zeer kort leven beschoren, om plaats te maken voor grote roodbruine peulen, tot tien centimeter lang. De peul (zaaddoos) bevat donkerbruine zaden in een gelei-achtig vocht. De zaden worden culinair en medicinaal gebruikt. De Aframomum danielli wordt verbouwd om zijn zaden, de Aframom citratum tevens om zijn eetbare scheuten. Ook de gedroogde bast wordt gebruikt.
Mbongô is ook bekend onder de naam alligatorpeper, een naam die die de (gedroogde) peul krijgt omdat de erin opeengepakte zaden doen denken aan de huid van een alligator. De zaaddozen worden gedurende vijf dagen gedroogd en vervolgens als zaaddoos of gepeld als zaad verkocht.
De belangrijkste smaak- en geurcomponenten in mbongô zijn:
De scherpte is afkomstig van [6]-paradol, [6]-gingerol en [8]-gingerol, stuk voor stuk karakteristiek voor de vruchten van planten in het Aframomum-geslacht en de gemberachtigen. Mbongô bevat overigens beduidend minder -paradol dan paradijsgraan
.Her en der verkrijgbaar onder de naam alligator peper (pas op: vaak is het paradijsgraan), wordt mbongô verkocht als gedroogde zaaddoos, zoals dat ook met kardemom gebeurt, en incidenteel ook gepeld, zoals standaard is voor paradijsgraan, het broertje/zusje van de mbongô.
De korrels worden net als peperkorrels gemalen, of gevijzeld. Mbongô wordt in West-Afrika gebruikt in soepen en gekookte rijst.
Een beroemd gerecht is Mbongô tchòbi een zwarte saus uit Kameroen met (kat)vis waarbij de Mbongô-peul geroosterd wordt. In dit recept wordt niet alleen het zaad, maar ook de bast van de boom gebruikt.
Van de citratum worden ook de jonge scheuten gegeten.
Bewaar de zaden op een droge, donkere plaats.
De Aframomum citratum groeit in Nigeria, Kameroen en Gabon, de danieli in West-Afrika, van Sierra Leone tot de Centraal-Afrikaanse Republiek. Deze beide soorten worden ook verbouwd. De danielli wordt wel de bastaard-melegueta genoemd, vanwege de gelijkenis van het zaad op dat van de melegueta, paradijsgraan. Ze worden vaak - al dan niet opzettelijk - verward.
Mbongô is een traditioneel huwelijksgeschenk in de Yoruba-cultuur. Mbongô - in Yoruba atare genoemd - is een relatief dure specerij, en de zaaddoos staat symbool voor vruchtbaarheid. Merkwaardig is de gewoonte van Yoruba om ook een pasgeboren baby wat mbongô te laten proeven bij wijze van welkom.
In het oosten van Nigeria wordt mbongô ten teken van gastvrijheid aangeboden met kolanoot . De mbongô compenseert de bitterheid van de kolanoot.
De gegevens met betrekking tot Mbongô zijn schaars. De voedingswaarde bedraagt 470 kcal per 100 gram (droog product), en Mbongô bevat 8,2% eiwit .