De gembertoorts is een vaste tropische plant met smalle lancetvormige bladeren van 80 cm op bladstengels. De plant groeit vanuit ondergronds, horizontaal wortelstelsel, de rhizoom. Op bloemstelen van anderhalve meter staan prachtige roze, rode of witte wasachtige bloemen met schutbladeren die in de vorm van dennenappels het hart van de bloem vormen, waaruit later de vrucht wordt gevormd.
In Maleisië staat de plant bekend als bunga kantan, in Indonesië kecombrang, kincung (Medan), kincuang en sambuang (Minangkabau). Deze gember is in het Nederlands bekend als bloeiende sierplant onder de namen rode gembertoorts en porceleinen roos.
De bloemknop is groter dan die van de myoga, de Japanse gember (Zingiber mioga), en heeft ook ander uiterlijk. Bunga kantan is de ziel van vele Nyonya gerechten als Asam laksa en Nyonya (visstoofpot) en curry gerechten zoals Perut ikan en Gulai tumis. De smaakbeleving is zoet, bloem en pikant, en wordt vergeleken met die van laksa-blad, het blad van de persicaria odorato of Vietnamese mint. Vaak wordt de bloemknop gebruikt in combinatie met de zuurte van tamarinde. De bloem bevat veel antioxidanten.
De bloemknoppen en -stelen worden in stukken gesneden en pas aan het einde van een warme bereiding toegevoegd. Op Bali worden zowel de bloemen (kecicang) als de volgroeide stengels (bongkot) in sambal matah verwerkt.
De vrucht wordt asam cekala genoemd, en worden gebruikt als zuur accent, op dezelfde manier als tamarinde, zoals in het Batakgerecht arsik.
De jonge bloemknop is zeer geliefd in de Maleisische Nyonya-keuken, de zaden vooral in de Batakkeuken van Sumatra.
De laksabloem wordt onder meer gebruikt om een te sterke vissmaak te maskeren, zoals in het gerecht penang asam laksa, een zoetzure visschotel, of kapurung, een vissoep uit Sulawesi.
Respecteer het copyright !