De Maranta behoort tot de Marantaceae-familie in de orde van de Zingiberales, waartoe ook de familie van de gemberachtigen hoort. De plant is dus verwant aan de gember.
De pijlwortel groeit in het wild in het regenwoud, liefst in de buurt van water. De plant heeft een voorkeur voor lager gelegen gebied, maar komt tot op een hoogte van 1.000 meter voor. Hij groeit op losse, bij voorkeur zandige grond, maar - zoals op St. Vincent - ook op vulkanische grond.
Het is een eenjarige, kleine struik (1 tot 1.50 meter hoog) welke vanaf de vierde maand bloeit met witte, buisvormige bloempjes. Hij groeit uit de rhizomen, waarin de plant zijn reserves op slaat. Het rhizoom bestaat voor ongeveer een kwart uit zetmeel. Het oogsten van de rhizomen gebeurt in het tweede jaar. De plant wordt daartoe in zijn geheel gerooid.
Voor het verkrijgen van het zetmeel worden de wortels na goed gewassen te zijn en ontdaan van ongerechtigdheden, geschild. Dan worden de wortels geraspt of in plakjes gesneden en gemalen. Het maalsel wordt goed gespoeld, en in een doek uitgelekt. Het spoelen en uit laten lekken, wordt vervolgd, tot een volledig wit residu is verkregen. Na droging wordt dit vermalen tot arrowroot.
De naam arrowroot wordt vaker gebruikt als benaming van planten. Zo wordt de kudzu (Pueraria lobata) bijvoorbeeld Japanse arrowroot genoemd, en de Zamia pumila Florida arrowroot. Ook de achira (Canna indica var edulis) wordt wel arrowroot genoemd.
Arrowroot wordt vooral in poedervorm verkocht. Mocht je de wortel vers willen gebruiken, zul je hem zelf moeten opkweken.
In India (Manipur) roostert men de wortels boven vuur, en eet deze, net als de zetmeelrijke wortels van de lisdodde (Typha angustifolia). Ook in Afrika worden de wortels gegeten.
De plant komt van nature in veel tropische gebieden voor. De belangrijkste producent was lange tijd het Caraïbische St. Vincent. Tegenwoordig is de commerciële teelt verspreid over andere eilanden in de Caraïben, zoals Jamaica, Brazilië, Thailand, India, de Philippijnen, Zuid-Afrika en Australië.
De Arawaks noemden de plant aruara, wat 'meel van meel' betekent. De naam arrowroot is een verbastering van dat Arawak-woord, omgeven met misverstanden. Hoewel de arawaks de plant als medicijn gebruikten, meende men dat ze gebruikt werden om een pijlwond te behandelen om zo het gif van pijlen op te nemen. De vertaling arrowroot en pijlwortel zijn daarom feitelijk onjuist.
Ook de verklaring dat pijlwortel en penwortel synoniem zijn, en dat met pijlwortel een naar beneden groeiende wortel wordt bedoeld, is onjuist. Andere lokale benamingen voor arrowroot zijn arruruz, cara maco, sagú de Vincente en jamaichipeke.
Respecteer het copyright !