Rode tarwe is een bijzonder smaakvolle tarwe, onder diverse benamingen bekend, zoals Borstvete (Zweden) en Ttsiteli doli (Georgië). Beide zijn opgenomen in de Ark van de Smaak van de Slowfood foundation.
De Zweedse borstvete komt alleen nog voor op het eiland Gotland, in Georgië groeien her en der diverse variëteiten rode tarwe bekend, waaronder één die goed is aangepast aan arme bodem, koude winters en hete zomers, en die in Akhaltsikhis wordt verbouwd, en Akhaltsikhis Tsiteli Doli wordt genoemd. Akhaltsikhis ligt in de zuidelijke Georgische regio Samtskhe-Javakheti, aan de Turkse grens.
Uit deze regio komt ook de Turkse rode, die - niemand weet exact hoe - in het Amerikaanse Kansas belandde en inmiddels Red Kansas wordt genoemd. Van deze harde wintertarwe wordt vermoed dat deze door Mennonieten is meegenomen, toen ze in de jaren 70 van de negentiende eeuw vanuit Rusland naar Amerika emigreerden na de dood van Catharina de Grote op de lucht voor de tsaar. Ook deze tarwe wordt alleen nog op zeer kleine schaal verbouwd, vandaar steun vanuit Slowfood foundation (Ark van de Smaak) .
Van dichterbij is de rode tarwe die in Frankrijk wordt verbouwd, zoals de Caucasus rouge en de Rouge de Bordeaux, ook wel Rouge d'Alsace genoemd. De Caucasus is identiek aan de Ttsiteli doli, de Rode Bordeaux niet. van origine groeide deze tarwe niet in Bordeaux maar in Lectoure in het departement Gers. Eind negentiende eeuw werd deze wintertarwe in Brie en Breauce bij Bordeaux geïtroduceerd. De tarwe zou sterke gelijkenis vertonen met een tarwe van het eiland Noach, heeft een rode, ronde, grote korrel. Het duizendtalgewicht is 38 gram.
Van dichterbij is de rode tarwe die wordt verbouwd in de Achterhoek op 16 hectare in de Silvoldse Slaege. Het is de enige rode tarwe die momenteel in ons land wordt verbouwd. Dat gebeurt onder Duitse licentie. De tarwe wordt alleen rechtstreeks aan ambachtelijke bakkers verkocht, 'van akker naar bakker'. Van de tarwe wordt ook Rooie oer gemaakt, een bovengistend bier. De naam is verwijzing naar de gebruikte rode tarwe en de rode grond waarop deze wordt verbouwd.
In de tweede helft van de negentiende eeuw werden in ons land diverse rode tarwesoorten verbouwd, waaronder de Gelderse rode of Gelderse Ris. Uit een kruising van deze tarwesoort met het Engelse Essex is het belangrijke landras Wilhelmina ontstaan, dat tot ongeveer 1935 werd geteelt.
Een reden om rode tarwe te verbouwen, was de smaak, maar in Utrecht hield men er een wel heel buitennissige opvatting op na. Tussen de witte tarwe viel het hardnekkige onkruid zwartkoorn (Melanpyrum arvense) erg op. Tussen de rode tarwe niet.
De Stichting zaaigoed heeft zich ten doel gesteld om de Gelderse rode en Limburgse kleine rode te vermeerderen om deze oude landrassen weer op te bouwen. Hoe het daarmee gaat na de pensionering van de drijvend krachten achter deze stichting - Willy en Brigitte Gooiker - is ons niet bekend.
Om een tarwe uit Gotland of een product met tarwe uit Gotland te pakken te krijgen, moet je even je best doen. Onder de naam Hejdeknäcke vind je - hoe kan het anders - knäckebröd van borstvete, eenkoorn en witte emmer. Dit knäckebröd heeft de maat en de vorm van kleine matzes.
Tegenwoordig is de rode tarwe in Georgië een niche-product, dat voor eigen gebruik wordt verbouwd of in opdracht van enkele bakkerijen, die het waarderen om de bijzondere smaak.
Ragnar Petterson heeft een boerderij in Ardre waar hij tarwe verbouwt. geen monocultuur, maar een ratjetoe aan soorten, dacht men aanvankelijk. Het bleerk een dwarsdoorsnede te zijn van de variëteiten die Zweden ooit kende. Uitgebreid DNA-onderzoek in 1990 toonde aan dat er liefst 70 variëteiten op het eiland waren.
Dit was de opmaat voor de oprichting van Gutenkorn, een coöperatie die zich ten doel stelde om de verbouw van de oude Gotland-granen rendabel te maken, en zo de diversiteit in stand te houden. In de coöperatie zijn onderzoekers, boeren en verwerkers verenigd.
De rode tarwe komt van origine uit Georgië, waar hij Tsiteli doli wordt genoemd. Het originele genetische materiaal wordt in diverse genenbanken bewaard en in Zuid-Frankrijk en de Verenigde Staten verbouwd onder de naam 'Caucasus rouge'. De witte emmer komt op kleine schaal voor in Oostenrijk, Frankrijk, Duitsland en Zwitserland.
Het epitheton ferriguneum betekent ijzer- of roestkleurig.