Emmertarwe is ontstaan uit de in het wild voor komende Triticum dicoccoides, de wilde emmer. Hij wordt ook tweekoorntarwe genoemd, in Iatalië Farro medio en in India, waar veel emmer wordt verbouwd, Samba godumai. In india is de gries van emmer te koop onder de naam Bansi rawa.
Van oudsher wordt deze tarwe In Italië gebruikt voor het maken van pasta. Daarom noemt men de emmer-farro wel de 'echte farro', maar daarover verschillen de meningen per gebied. Emmer is in de handel als volkoren en gepelde tarwe (farro perlato) of gort. Farotto is een geklede tarwe (in het Italiaans vestito en in het Frans vêtue genoemd) omdat het strakke zilvervlies niet verwijderd is, net als bij gerst en haver het geval is. Dit type tarwesoorten worden de spelts genoemd, niet alleen de Tritium spelta (grote spelt), maar ook deze emmer en de eenkoorn (Triticum monococcum subsp. monococcum)
Emmertarwe (Triticum turgidum conv. dicoccum) is de oervader van geteelde variëteirten zoals de durum (Triticum turgidum conv. durum) en kamut (Triticum convar. turgidum), de harde tarwe waar onder meer pasta van wordt gemaakt. Het heeft een laag glutengehalte. Naast witte emmer (Triticum amylium) is er zwarte emmer, ook wel maart-spelt genoemd of Tartarije.
Op het Zweedse eiland Gotland in de Oostzee groeit een bijzondere soort, de Gotland witte emmer, die door Slowfood gesteund wordt. Ook deze tarwe is een lente-tarwe, in april gezaaid en in september-oktober geoogst. Deze emmer wordt hoofdzakelijk gebruikt voor zuurdesembrood en knackebrot.
Farro medio is een niche-product dat hier rij moeilijk te verkrijgen is, maar in Italië in vrijwel iedere winkel/supermarkt te koop is.
Emmertarwe heeft een notige smaak, en wordt gebruikt in soep, en voor het bereiden van pasta en biscuits.
Het is niet geschikt voor het bakken van (wit)brood, maar wel vanwege zijn fijne smaak als volkorenbrood of als toeslag in witbrood. Door de smaak combineert emmer uitstekend met peulvruchten en groenten, en wordt gebruikt in koude salades, risotto's en minestra's.
In het Midden-oosten wordt emmer traditioneel gebruikt in 'kibbe', een gerecht met schapevlees en tomaten(saus), 'taboulé' en 'salf', en in Marokko en Tunesië wordt het vooral gegeten met vis, pompoen of walnoten.
Wilde emmer is een natuurlijke hybride, vermoedelijk 30.000 jaar geleden ontstaan in de Vruchtbare sikkel uit de wilde eenkoorn (Triticum urartu) en een geitengras, vermoedelijk de Aegilops speltoides. Beide hadden 14 chromosomen, de hybride telt er 28. Deze nieuwe tarwe werd duizenden jaren door herders geoogst, tot zij 10.000 jaar geleden besloten de tarwe zelf te planten.
Emmer behoort met eenkoorn tot de vroegste gedomesticeerde planten in Zuidwest-Azië. Vrijwel zeker begon de cultivatie van graan in het Pre-keramisch Neolithicum de vroege periode in het Neolythicum waarin wel landbouw en veeteelt bedreven werden, maar nog geen aardewerk werd gemaakt. Dee periode (PPN) strekte zich uit van het begin van het Holoceen tot het begin van het 7e millennium voor Christus. De vroegste bewijzen van eenkoorn en emmer als gewas zijn gedateerd op de periode van 8700-8000 voor Christus.
De selectie werd steeds beter, en groeide uit tot het belangrijkste gewas van zijn tijd, en zou dat 7.000 jaar blijven. Zo'n 9.000 jaar geleden bereikte de wilde emmer de Kaspische zee, waar hij inmiddels ook werd verbouwd, en kwam opnieuw in contact met een geitengras. En opnieuw was het resultaat een succesvolle hybride: spelt.
Emmer was in de tijd van de farao's belangrijk voedsel in Egypte. In het Museum voor Egyptische Archeologie in London bevindt zich een 3.000 jaar oude emmerkorrel uit Heremiah, welke pas onlangs (2019) op zijn genetische eigenschappen is onderzocht. Daaruit is - zeer opzienbarend - gebleken dat deze tarwe overeenkomt met vroegere en tegenwoordige emmertarwe uit de Vruchtbare Sikkel, en meer dat, ook met emmer die nu in Oman en India groeit.
Het staaft het eerdere vermoeden dat de Europese emmer in die tijd vanuit Egypte naar Europa is gekomen. Sommige bronnen veronderstellen dat de Italiaanse term 'farro' daarom refereert aan de pharao's.
Tot 800 voor Christus was emmer het belangrijkste graan in heel Europa. Het werd in ons land op de zogenaamde raatakkers verbouwd, raatvormige akkers, percelen die onderdeel waren van een landbouwsysteem waarbij uitgeputte grond terzijde werd gelegd en vervangen door vruchtbare zoden van elders. Hierbij ontstonden aarden wallen rondom de akkers, die nog altijd herkenbaar zijn, zoals in het Noordsche veld bij het Groningse Norg.
Het groeigebied van de Wilde emmer is nog altijd het gebied dat de Vruchtbare sikkel vormde, het zuid-oosten van Turkije, Syrië, Libanon, Jordanië, Palestina, Israë, Irak en Iran. Hij groeit er vaak in de nabijheid van een andere oertarwe, de tetraploïde Triticum araraticum.
In Europa wordt emmer behalve in Italië in Frankrijk in de Haut-Provence, in Spanje, Duitsland, Zwitserland, Tsjechië, Slovakije, Albanië en Griekenland, verbouwd, maar ook in Zweden, waar de witte Gotland emmer voor komt. In Azië wordt emmer onder meer verbouwd in Turkije, Armenië en India, in Afrika in Ethiopë en Eritrea, waar vooral de Ethiopische blauwe emmer wordt verbouwd.
Emmertarwe wordt in Italië onder meer verbouwd in Garfagnana (Toscanië), Alta Valnerina (Umbrië), Valle del Corno, Altopiano (Lazio) en de Daunische Appenijnen van Campanië en Apulië en sinds kort ook op de Po-vlakte. De Italiaanse emmertarwe wordt gewoonlijk in twee typen onderscheiden, waarvan één het wintertype heet. De groeit in de Appenijnen tusen de 40e en 44 e breedtegraad, het andere type, waaronder een lentetarwe vooral in de centrale Appenijnen, beide tot een hoogte van 1.200 meter.
Omdat emmertarwe tot het einde van de IJzertijd de enige tarwesoort in Israë was, neemt men aan dat met de Hebreeuwse term shibboleth shu'al, én van de vijf granen in het paasbrood matzah, emmer werd bedoeld.
In het Frans wordt de ammoidonnier ook l'épeautre de Tatarie genoemd, naar analogie van de Sarrassin tatarie, tatarenboekweit (Turcicum frumentum), een van oudsher geliefd graan onder de Ta(r)taren.