De Sapotaceae-familie - die vreend genoeg geen officiële Nederlandse naam kent - omvat een duizendtal tropische en subtropische plantensoorten, groenblijvende of bladverliezende bomen en struiken, ingedeeld in zo'n vijftig plantengeslachten. Een gemeenschappelijk kenmerk van de planten in de familie is melksap (latex), onder meer bekend van chicle, een natuurlijke (kauw)gom, net als mastiek.
De meeste vruchten zijn bessen, maar er komen ook steenvruchten voor. De vruchten hebben tot wel tien zaden, sommige vruchten hebben er slechts één , zoals de Vitellaria paradoxa, waarvan het zaad kariténoot wordt genoemd. Hieruit wordt shea- of karitéboter gewonnen. De vruchten van de Argania spinosa zijn eveneens olierijk, daarvan wordt arganolie gemaakt.
De familie omvat verrassenderwijs zeer weinig soorten die voor hun eetbare vruchten worden gekweekt. De belangrijkste zijn de Achras sapota (sapodilla, sapota, marmalade plum, chiku), Chrysophyllum cainito (sterappel), Pouteria (canistel) en de Sideroxylon australe (inheemse Australische pruim)
De Sapotaceae zijn geen zuiver tropische planten, wanten komen ook in subtropische gebieden voor, zoals de Aregan in Marokko. Tot in het Vroeg Eoceen (ongeveer 50 miljoen jaar geleden) kwamen de Sapotaceae ook noordelijker voor, in Europa en Noord-Amerika, blijkt uit de vondst van pollen uit die periode, en eerder.
In 1789 publiceerde Antoine Laurent de Jussieu in Genera Plantarum de familie onder de naam Sapotae, vandaar de toevoeging Juss. De naam is afgeleid van het Mexicaanse zapote, afgeleid van het Azteecs 'tzapotl', gelatiniseerd tot sapota.
Respecteer het copyright !