Tot de houtachtige soorten behoren de reuienbamboes, zoals de Phyllostachus edulis f. edulis, waarvan de scheuten en de zaden gegeten worden. Andere eetbare, houtachtige bamboes zijn de Dendrocalamus hamiltonii, de Bambusa bambos en de Gigantochloa atter. Eerstgenoemde, de Phyllostachus edulis, produceert heel grote scheuten, van een kilogram en meer. Sommige soorten leveren scheuten die voornamelijk bestemd voor conservering, andere worden vooral vers gegeten, zoals de prijzige Bambusa odashimae en de Nieuw-Guinea bamboe, die heel dunne scheuten vormt die ook rauw gegeten worden.
De Bambuseae omvat 73 bamboegeslachten, onderverdeeld in elf onderstammen. De onderstammen Arthrostylidiinae, Chusqueinae en Guaduinae komen voor in de Neotropen, de Bambusinae, Hickeliinae, Melocanninae en Racemobambosinae in de Paleotropen.
De bamboe, de naam bambu komt uit het Maleisisch, is een veelzijdige plant, met zijn oersterke stammen (. . . . ) die onder meer als bouwmateriaal gebruikt worden. Tegenwoordig wordt het hout van de bamboe voor tal van andere toepassingen gebruikt, vanouds voor keuken- en eetgerei, maar ook voor meubels en vloerbekleding, en in toenemende mate kleding. Ruim honderd soorten zijn eetbaar.
Met de nieuwe vondst is de datering van de rijststam Oryzeae nu bepaald op 107-129 Mya (million years ago). Ook de relatie tussen de subfamilies Bambusoideae, Ehrhartoideae en Pooideae is met deze vondst opgelost: Bambusoideae en Pooideae zijn meer verwant aan elkaar dan aan Ehrhartoideae. De scheiding heeft plaatsgevonden binnen de relatief korte tijdspanne van zo'n 4 miljoen jaar.
Azië heeft een bamboe-areaal van een kleine 24 miljoen hectare, waarvan zich circa de helft in India bevindt. In Zuid-Amerika groeit circa 10 miljoen hectare, en in Afrika circa 2,5 miljoen hectare. Enorme oppervlakten.
Naar schatting 2 miljard mensen gebruiken op enigerlei manier dagelijks bamboe. Het wordt wel gezien als één van de belangrijkste gereedschappen in de strijd tegen armoede. Mede doordat bamboe niet alleen meer gezien wordt als een gebruiksartikel, maar ook wordt gewaardeerd om zijn schoonheid. Bamboe vraagt bovendien weinig investeringen, zodat ook kleine boeren er mee aan de slag kunnen om een inkomen te verwerven. Overal ter wereld zijn daarom projecten aan de gang om de boeren de technieken bij te brengen voor een winstgevende teelt.
Wereldwijd verschaft bamboe volgens de INBAR, het internationale netwerk voor bamboe en rotan, meer dan 1,5 miljard mensen werk, met een waarde in het economisch verkeer van 5 miljard dollar. Het is een product met een breed toepassingsgebied, uitermate geschikt om ingezet te worden in gebieden waar behoefte is aan een betaalbaar, duurzaam bouwmateriaal dat de zwaarste weersomstandigheden kan weerstaan. Waarvan bovendien de scheuten gegeten kunnen worden, met andere woorden een mes dat aan veel kanten snijdt.
In India groeien 128 soorten bamboe, die tot 18 genera worden gerekend. Men schat dat het bamboe-areaal in India alleen al 14 miljoen hectare bestrijkt, twee maal zo veel als China heeft. Het overgrote deel ervan is onbenut voor de voedselvoorziening. De overheid probeert op tal van manieren belangstelling voor de consumptie van bamboe op te wekken. Er zijn pilots gestart voor de commerciële teelt van bamboe voor consumtie-doeleinden in Assam en in Nagaland, waar traditioneel bamboescheuten gegeten worden.
De teelt van bamboescheuten vraagt aanpassingen van de telers, want anders als bij de teelt van bouw-bamboe vraagt de voedselteelt een goede behandeling van de grond en bemesting. De Indische overheid stimuleert daarbij organische bemesting. De teelt betreft de Asper bamboe (Dendrocalmus asper), de Bambusa balcooa en de Dendrocalmus hamiltronii.
In China is de bamboe-productie in de afgelopen dertig jaar explosief gestegen dankzij landbouwhervormingen. Ongeveer een vijfde van de wereldproductie aan bamboe komt uit China, waarvan 90% uit de hoger gelegen, arme regio's. Ook daar is nog een hele weg te gaan, vooral in de ontwikkeling van lonende 'non-timbre'-plantages. De Chinese overheid investeert bijvoorbeeld in het realiseren van bamboe-bos op de erosiegevoelige hellingen, door financiële prikkels te geven aan gezinnen die die daarin participeren.
China produceert jaarlijks circa 1 miljoen ton bamboescheuten per jaar. Naast China zijn belangrijke exportlanden van bamboescheuten Thailand, met ruim 30.000 ton onder meer naar Europa, en Taiwan. Indonesië is een beduidend kleinere speler, net als de Philippijnen waar veel bamboe staat, die voornamelijk aangewend voor bouwkundge doeleinden en de meubelindustrie, maar heel geschikt zou zijn voor de productie van scheuten.
Het woord bamboe is onleend aan de oud-Portugese woorden mambuen bambus (eind 16e eeuw), gebruikt om bamboe te duiden. Ook in het Maleisisch komt het woord bambu voor. Het woord is waarschijnijk afkomstig uit een voor-Indische taal, het Dravidisch. De Portugese meervoudsvorm bambusais de benaming van één van de circa negentig bamboegeslachten geworden.