Marang De smaak doet licht aan banaan denken. Qua vorm is de marang een kruising tussen een broodvrucht en een nangka, rond tot eivormig, iets langer dan breed, en gemiddeld 1 kilogram zwaar. De schil is bedekt met groengele 'stekels' die de vrucht een rommelig aanzien geven, zeker wanneer niet alle bloemen bevrucht zijn.
De buah tarap en de pingan zijn twee vruchten, die zeer lijken op de marang. Beide groeien in dezelfde gebieden als de marang en behoren eveneens ot de broodvruchtstam (Atrocarpus). De buah tarap heeft rood vruchtvlees en doet denken aan een groot uitgevallen rambutan, de pingan lijkt in dat opzicht veel sterker op een marang maar heeft een oranje schil.
De vrucht is net als alle broodvruchten een vrucht van het type vruchtverband, dat wil zeggen dat de afzonderlijke vruchten van de groeiwijze tot één vrucht zijn samengegroeid, zoals ook bij de ananas het geval is. De individuele vruchten zijn steenvruchten, en bevatten één enkele zaad.
De marangboom is een groenblijvende boom, die zo'n 25 meter hoog wordt, met een dichte kroon. Hij heeft grote, langwerpig ovale bladeren die een halve meter groot worden, soms licht gelobd. De twijgen en jonge blaadjes zijn behaard. Een boom bevat zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen. De mannelijke bloeiwijze is langwerpig, als een aar, de vrouwelijke bloeiwijze compact en bolvormig. Hij geeft na 3-4 jaar voor het eerst vruchten. Deze worden bijna rijp geplukt, omdat ze eenmaal rijp van de boom zouden vallen en snel zullen bederven.
Wanneer de vruchten rijp zijn, zijn ze gelig bruin van kleur, het vruchtvlees wit. Ze geuren minder aangenaam dan ze smaken, vergelijkbaar met de durian, maar minder sterk.
Marangs worden hoofdzakelijk in de directe omgeving van het oogstgebied te koop aangeboden. Ze zijn om die reden hier niet verkrijgbaar.
Om de rijpe vrucht te openen, snijd je de schil over de lengte rondom in, zodat je de vrucht kunt openbreken. Daarbij komen de segmentjes bloot te liggen, en kunnen deze er stuk voor stuk uitgehaald worden.
De zaden zijn, omdat ze licht-toxisch zijn alleen eetbaar na warme bereiding. Ze zijn eiwitrijk (10-13%) en smaken ergens tussen noten en waterkastanje in. De geëigende bereidingswijzen voor de zaden zijn bakken, koken of grillen. De schil van de zaadjes dient voor het eten afgepeld te worden, dat gaat heel gemakkelijk.
Tip: Doe één of tweed eetlepels ontpitte marang in een schaaltje, tezamen met twee eetlepels zure room of nog lekkerder schmand en twee eetlepels gula djawa of bruine basterd. Plaats het kommetje onder de grill tot de suker karamelliseert, en laat kort voor het einde nog een topping van wat geschaafde amandel meebruinen.
Zodra de vrucht geopend is, dient hij geconsumeerd te worden. Het aroma is vluchtig en de vrucht oxideert snel. De verse marang-segmentjes zijn daarom hoogstens enkele uren in de koeling houdbaar.
De marang zou voor 35% uit zetmeel (koolhydraten) bestaan, calcium, fosfor en vitamine C bevatten. De gegevens in de lijst hebben betrekking op de nangka, en zijn slechts een referentie.