De Californische laurier is de enige plant in Umbellularia-geslacht. De boom is groenblijvend en wordt zo'n 20 meter hoog. Het grootste levende exemplaar is 30 meter hoog en heeft een kroon van 36 meter in doorsnede.
De boom bloeit van november tot in april. De lichtgele bloemen zijn 15 mm groot, en hermafrodiet. Ze vruchtjes doen denken aan een naast familielid, de avocado, eveneens groen met gele en paarse stippels, maar veel kleiner dan een avocado, 2 tot 2,5 cm groot. De schil is leerachtig, het vruchtvlees olierijk, met één zaad, dat de California bay nut wordt genoemd.
Door de gespreide bloei zijn sommige vruchten nog in ontwikkeling wanneer andere vruchten al rijpen. De vruchtjes worden wel vergeleken met olijven, in die zin, dat ze onbewerkt oneetbaar zijn, want te straf en te scherp van smaak. Ze worden sowieso alleen gebruikt wanneer ze rijp zijn, niet te vroeg, omdat de vruchtjes dan nog te olierijk zijn, en niet te rijp, omdat ze dan net als een overrijpe avocado snel gebutst raken. Men beschouwt de vruchtjes om die reden als een 'in season nibble', ze worden zelden of nooit in de handel aangeboden.
De zaden worden geroosterd om ze minder scherp te maken. Ze zijn dan heel geurig, afhankelijk van de mate waarin ze geroosterd zijn. De geroosterde zaden worden gepeld en verwerkt tot een 'chocolade-drank', en gemalen gebruikt in brood.
De zaden worden 'bay nut' genoemd, een merkwaardige benaming, daar het Engelse bay in bay leaf (laurierblad) is afgeleid van het Franse baie, dat bes betekent. Daarentegen betekent bay ook rood-bruin, een term die gebezigd wordt bij de kleurbeschrijving van paarden, afgeleid van het Latijnse badius, dat eveneens de kleur van paarden beschrijft.
De vruchten worden tussen oktober en december geraapt, in het midden van Californië al eerder. Ze worden direct gepeld en daarna gedroogd, liefst in de zon, anders geforceerd. De zaden zijn goed gedroogd wanneer de bast hard is en niet langer taai. Je kunt de zaden immers het best in de bast roosteren.
Nadat de vrucht gepeld is, en de zaden goed gewassen zijn, om het onsmakelijke vruchtvlees te verwijderen, worden de zaden aan de lucht gedroogd. Dat vraagt even geduld, afhankelijk van het weer. Sommigen geven aan de zaden zeker een jaar te laten liggen, maar gebruikelijk is om ze al na een week of twee verder te bewerken. Eenmaal goed gedroogd, kunnen de zaden doordat de olie zeer stabiel is, jaren bewaard worden. Doe dat beslist in een ademende, papieren zak.
De zaden worden een minuut of twintig in een hete oven geroosterd, of langzamer in een minder hete oven. Aanbevolen wordt om een oventemperatuur van 180° te hanteren, en de zaden één à anderhalf uur te roosteren. Let wel op, te lang en te hevig geroosterd kunnen de zaadjes heel bitter zijn geworden! Proef ze daarom ieder kwartier, en roer ze regelmatig om, zodat ze rondom en gelijkmatig geroosterd worden. Bewaar ze na afkoeling in een gesloten trommeltje of plastic zak.
De geroosterde noten worden met een notenkraker gebroken. Ze smaken nog bitterder dan donkere chocolade. Wanneer je de noten met een vijzel of stenen molen fijn wrijft, krijg je een boterige massa die doet denken aan cacaoboter. Voeg er wat suiker aan oe en je hebt een chocolade-achtig product. Traditioneel maakt men er balletjes van, die naar de Yuki-benaming van de boom pōl' cum ōl genoemd worden, en als chocolade gegeten worden. Deze pol-cum bevatten géén suiker overigens.
Ze zijn ook lekker in mole, als chocoladevervanger.