Andere namen voor Spaanse lavendel zijn boslavendel, pluimlavendel en wilde lavendel, maar de mooiste benaming is zonder enige twijfel 'kuiflavendel', naar de karakteristieke bloeiwijze, met de twee lokbloemetjes 'in top', die stuifmeelverspreidende insecten moeten lokken, maar zelf geen stuifmeel bevatten. Omdat hij veel vlinders aan trekt, heet hij ook wel vlinderlavendel.
De vierkante stengels van de Spaanse lavendel zijn opgaand en wanneer ze kruipen, dan kruipen ze maar kort en dan snel weer omhoog. De stengels zijn bedekt met grijs-gekleurde haren. Oudere stengels zijn houtig, ruw van textuur, en meer afgerond. Net als de stengels zijn de bladeren grijs-groen van kleur en fijn behaard. De lancetvormige blaadjes zijn klein, slechts 1-3 cm lang, en dun, 2-5 mm breed. De toppen van de blaadjes zijn afgerond.
De plant bloeit omstuimig met buisvormige bloempjes in dichte cilindrische clusters (2-5 cm) op de toppen van de stengels. De kleine buisvormige bloemen (5-8 mm) zijn diep paars van kleur en worden ingesloten door blauw-paarse schutbladeren. Ze geuren sterk naar lavendel.
Spaanse lavendel bloeit (op het noordelijk halfrond) van mei tot augustus. De bloemen groeien in kransen op soms vertakte aren. Sommige soorten hebben gekleurde schutbladeren aan de toppen daarvan.
De plant is meerjarig, en vormt ieder jaar nieuwe twijgen op de verhoute stengels van de afgelopen jaren. Om een mooi volle plant te houden, dient de Spaanse lavendel daarom fiks teruggesnoeid te worden, na de strengste vorstperiode, in maart-april..
Spaanse lavendel heeft niet de typische lavendelgeur van Engelse lavendel, ruikt meer naar den.
Deze lavendelsoort wordt zelden in de keuken gebruikt. Het beste daarvoor is zoals gezegd de Engelse lavendel of Lavandula angustifolia, met name de "Munstead" cultivar. Deze lavendel ontwikkelt bij verhitting een aangenaam zoete geur. Hoewel de bladeren en stengels ook kunnen worden gebruikt voor culinaire doeleinden, geven vooral de bloemen gerechten een subtiel zoete, citrusachtige smaak.
De Romeinen waren zowel bekend met de Spaanse lavendel (Lavandula stoechas) als met de Franse lavendel (Lavandula dentata).
In delen van Australië is deze Spaanse lavendel invasief, in Zuid-Australië, en in Victoria en West-Australië.
De benaming lavendel vindt zijn oorsprong in het Latijnse 'lavare', dat 'wassen' betekent. De soortnaam stoechas is ontleend aan de benaming ‘Stoichades’, die Dioscorides gaf aan een lavendelsoort dat op de eilandengroep Iles d’Hyères aan de zuidkust van de Provence groeide. In het Frans wordt de lavendelsoort ook wel naar deze eilandengroep vernoemd.