De getande lavendel is een overblijvende heester van gemiddeld 70-100 cm hoog. Het onderste deel van de plant is gewoonlijk sterk verhout en vormt de basis voor de jonge, groene twijgen. De vlezige, grijsgroene bladeren zijn getand en hebben fijne haartjes die het blad tegen uitdroging beschermen. De blaadjes bevatten de essentiële oliën die als vetdruppeljes op de blaadjes zitten.
Hij bloeit van maart tot augustus met lichtpaarse, soms roze bloemen. De bloemen groeien in langgesteelde, rechtopstaande aren. Ze hebben vijf gekleurde schutbladeren die vergroeid zijn tot een tweelippige kroon. Net als de kelk is de kroon buisvormig (kroonbuis), meestal met vijf lobben (de bovenlip vaak gespleten, en de onderlip zelfs met twee spleten).
De getande lavendel houdt van zon, en gedijt het best op een rotsachtige, droge bodem. Vermeerdering vindt plaats door zaaien, afleggen of stekken, meestal het laatste.
Deze lavendel is wat zoeter dan 'echte', Engelse lavendel. Zowel de bladeren als de bloemen worden als smaakmaker - vergelijkbaar met rozemarijn - gebruikt.
Niet in Frankrijk, hoewel daar ook melding van wordt gemaakt. Dat deze lavendel desondanks Franse lavendel wordt genoemd, komt doordat hij in Frankrijk gecultiveerd is.
De Romeinen waren al bekend met deze lavendel. Ze gebruikten de blaadje en de bloemen - ook die van de Lavandula angustifolia - om het badwater in de badhuizen aangenaam te geuren, maar niet om mee te koken. Romeinse soldaten droegen lavendel bij zich voor gebruik als ontsmetter.
Lange tijd werd lavendel vooral gebruikt als geurstof (onder meer inparfums) en medicijn. Hele boerenfamilies - maar hoofdzakelijk vrouwen - trokken de velden in de Provence in om de lavendel met sikkels te snijden. Het werd l'or bleu de Provence genoemd. Halverwege de twintigste eeuw raakte de wilde lavendel door de enorme vraag vanuit de parfumindustrie uitgeput, en begon men lavendel op grote schaal te verbouwen. Aanvankelijk werd ook deze nog met de sikkel geoogst, maar al snel werden variëteiten ontwikkeld die machinaal geoogst konden worden. De ultieme lavendel in dat opzicht is de lavandin, een kruising van de Englese en de Spaanse lavendel.
De benaming lavendel vindt zijn oorsprong in het Latijnse 'lavare', dat 'wassen' betekent. Onder lavendel wordt ook de kleur verstaan: lavendel, lavendel-grijs en lavendel-blauw. De lavendel wordt getand (dentata) genoemd vanwege zijn getande bladeren.
Wordt in Franbkrijk ook wel Lavande des Quatre Saisons genoemd.