Boeddha's hand is een hybride, volgens sommigen een gemuteerde vorm van de oercitrus, de citron (Citrus medica L.). Het is een doornige struik of boom, met langwerpige bladeren. Ze zijn bleekgroen en een centimeter of vijftien lang. De plant is vorstgevoelig,
De witte bloemen zijn paars getint, net als de jonge bladeren, en groeien in clusters. De vruchten zetten hangend of horizontaal, met de 'vingers' naar beneden gericht of recht vooruit. Er is een grote verscheidenheid in maten, van tien tot wel vijfentwintig centimeter lang, van smal en compact, tot breed uitstaand. De schil is oranje-geel, en kan net als die van citroenen en limoen geraspt worden. De schil is intens citroenig, net als het blad.
Het albedo, de witte laag onder de citrusschil en in het geval van buddha's hand de volledige kern, heeft - bij een rijpe vrucht - het aroma van viooltjes. Sterker is echter de gelijkenis met de bloesem van geurende schijnhulst (Osmathus fragrans). De etherische olie die hiervoor verantwoordelijk is, is β-ionoon. De vrucht bevat geen zaad. Vermeerdering gebeurt door stukjes tak te stekken.
Er is niet echt sprake van een seizoen. Hoewel de vrucht vooral tussen november en januari wordt aangeboden, dragen veel ploanten het hele jaar door vruchten, en is de vrucht in veel landen het hele jaar door verkrijgbaar.
De smaak en de geur zijn uniek, men noemt het het viooltjesaroma,
Er is weinig tot geen aanbod in ons land, maar de boeddha's vinger wordt inmiddels in eigen land verbouwd, helaas niet geweldig van kwaliteit, de 'vingers' zijn gemiddeld erg dun.
De vrucht bestaat voor het merendeel uit schil. Het witte merg is niet bitter zoals meestal bij citrusvruchten, en kan met schil en al gegeten worden in salades of als toespijs bij gekookte gerechten zoals vis. De schil wordt net als die van de 'normale' citron gekonfijt tot sukade.
Kies een vrucht met stevige heldergele vingers, zonder bruine verkleuringen. Bewaar de Buddha's hand zoals iedere citrusvrucht op een koele kamertemperatuur gedurende maximaal twee weken of in de koelkast gedurende maximaal vier weken.
Ook in Japan, waar ze de vrucht bushukan noemen, wordt de vrucht gezien als decoratie, en plaatsen ze de vrucht in plaats van bloemen in hun 'tokonoma', een speciale ruimte voor de ontvangst van gasten.
Begin zeventiende eeuw wordt de vingercitroen om zijn lelijkheid geroemd in de Hesperides van de Italiaan Giovanni Baptista. Ook in Nederland is de vrucht eind zeventiende eeuw bekend, getuige een afbeelding in de Moninckx Atlas die tussen 1686 en 1706 gemaakt moet zijn. Bekend is dat de Groningse professor Abraham Munting (1626-’83) de vingercitroen verbouwde. Hij beschouwde de vrucht als een veelvingerige mislukking en noemde haar ‘Malus Citria Cornuta’, de oneetbare, gehoornde citroen.
In 1863-’64 publiceerde Berthe Hoola van Nooten een botanisch boek met een veertigtal afbeeldingen van bloemen, fruit en planten van het eiland Java, Fleurs, fruits et feuillages de l'île de Java genaamd. Zij noemt de vrucht die op Java 'djeruk tangan' heet de vleesvingerige citroen (Citrus sarcodactylis),
De naam Buddha's hand is verbonden aan de buddhistische voorgeschiedenis, de associatie met een hand als gegeven. De Chinese naam fóshǒu wordt ook gebruikt voor een Oolong thee (Wuyi), en betekent evenals het Japanse bushukan 'buddha's hand'.
De botanische naam is een Citrus , waarin het epitheton is samengesle duit twee Griekse woorden, sarkos, dat vlezig betekent, en dactylos dat vinger(s) betekent.