De moringa maakt deel uit van het gelijknamige geslacht, dat behoort tot de Brassicales-orde, waartoe alle kolen (Brassicaceae) gerekend worden. Het is de commercieel belangrijkste plant uit de Moringa-familie.
De Moringa oleifera is een snelgroeiende boom, die al in het eerste jaar 6 tot 8 meter uit groeit. Hij wordt zo'n 10-12 meter hoog, wortelt diep en vormt ondergroindse knollen. Hij wordt wel steppeplant genoemd. De wortels vormen ondergrondse knollen vormen. De stam is kort, de boom vormt geen echte kroon. De bladeren en de boemen hangen aan het einde van de harige twijgen. De bladeren zijn geveerd, met blaadjes die ovaal zijn en zo'n twee centimeter lang. Aan de bovenzijde zijn ze donkergroen, aan de onderzijde lichtgroen.
De bloemen zijn crèmekleurig en groeien in trossen van 15 cm lengte. De bloemetjes zelf zijn circa 1,5 cm groot, en ruiken heerlijk zoet. In het vorjaar vormt de moringa vruchten, die bijna een meter lang kunnen worden, en die net als alle overige delen van de plant gegeten kunnen worden.
Voor de bestuiving is de boom afhankelijk van de houthakkersbij. Op de plantages wordt de boom het liefst vermenigvuldigd uit stukken tak van 1-2 meter lengte, die in de zomer geplant worden. Deze geven namelijk vroeger vruchten dan ingezaaide bomen, tussen zes en acht na aanplant.Een moringa-boom wordt vanaf het eerste jaar geoogst, en geeft minstens tien jaar goede opbrengsten.
Alle delen van de plant zijn eetbaar, de bast, de bladeren, de vruchten maar ook de wortels waarvan een kruid wordt gemaakt. In Azië geeft men de voorkeur aan de peulen en de zaden, in Afrika aan de bladeren. De onrijpe peulen worden in hun geheel gegeten, versneden tot 'drumsticks'. De zaden van de rijpe peul worden als noten of bonen gegeten. De bloemen, mits gekookt, als groente. De ietwat bittere bladeren, die zeer voedingrijk zijn, worden als salade en als spinazie bereid, of gedroogd en aan gerechten toegevoegd.
De zaden hebben een heel eigen, en van nature zoute smaak, en worden in Maleisië en Nigeria gefrituurd en bij wijze van pinda gegeten. Uit de zaden wordt een helderer, lichtzoete olie gewonnen, die niet alleen eetbaar is, maar ook wordt gebruikt als smeermiddel in horloges. De olie wordt nooit ranzig. Ben-olie
De bladeren zijn het hele jaar door verkrijgbaar in de landen waar de boom groeit, maar niet hier. Wel driepvries, In Engeland en de Phillipijnse toko. Het is te koop onder de Philippijnse benaming malunggay of de Engelse term Horseradish-leaves, van merken als Kain-na, Rosan, Leony's en Kapuso. Richtprijs € 10,00 per kilogram. De peulen zijn eveneens diepvries verkrijgbaar, onder naam drumstick veelal. Daarvan in o0s land (nog) geen adres kunnen vinden.
Wanneer je geen verse moringa kunt kopen, zijn de peulen en de zaden in blik verkrijgbaar. Het blad wordt overwegend in de vorm van een poeder (voor de bereiding van thee) verkocht.
De vruchten zijn kokervruchten. Peulen hebben éé sluitnaad, de vruchten van de moringa hebben er drie. De doorsnede is daardoor min of meer driehoekig. Doordat de vrucht over de lengterichting negen ribben heeft, valt dat eigenlijk nauwelijks op, tot je hem door snijdt.
een gemiddeld grote vrucht is ruim een centimeter dik en en halve meter lang, maar ze kunnen ook veel langer (en dikker) worden. De zaden, een 25-tal per peul, liggen in een rij, ingebed in een een wollig merg. Ze kunnen verschillend van grootte zijn, het duizendtalgewicht bedraagt 100-300 gram.
Het zaadhuis net als de vrucht driehoekig en voorzien van drie 'papieren' vleugels, zodat ze wanneer de vrucht open springt, op de wind naar beneden fladderen. Het zaad zelf is rond.
De vrucht doet er drie maanden om te rijpen, en kleurt in die periode van donkergroen naar bruin. Wanneer de vrucht openspringt, gebeurt dat in drie delen, over de lengte.
In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat de moringa verbouwd wordt in de landen waar hij ook in het wild voor komt, in het noorden van Zuid-Amerika, Centraal-Amerika en de Cariben, Afrika, Zuidoost-Azië en Oceanië.
De belangrijkste moringa-producent is India, waar jaarlijks ruim 1 miljoen ton vruchten geoogst worden.
De Grieken maakten in de 4e eeuw voor Christus kennis met de boom via de zaden, waar ze een olie van maakten voor medicinaal gebruik en als parfum. Dioscorides en Plinius beschreven in de 1e eeuw de eigenschappen van de boom, die ze myrobalanum noemden naar het Griekse woord voor zalf.
Moringa-olie werd behen-olie. Toen de Arabieren in de 7e eeuw Alexandrië veroverderden, kregen ze een gevestigde parfumindustrie in handen, waarin de moringa-olie een belangrijke rol speelde. Zij namen de benaming van de olie over, maar gaven die naam ook aan de peulen. Het werd allemaal erg verwarrend, toe de Arabieren in de middeleeuwen een nieuwe vrucht uit Malasië naar Europa brachten, welke voor de myrobalanum werd aangezien. Omdat de Europeanen de vrucht (van de Phyllantus emblica) myrobalans noemden, vernoemden de Arabieren de moringa-olie, die vanaf dat moment bân-, in het Nederlands behen-olie zou gaan heten.
De Nederlandse taal kent geen benaming voor de moringa. De naam moringa komt uit het Singhalees (morunga). Omdat de boom, en dan vooral de wortel sinigrine (mosterdolie-glycocide) afscheidt, die ook in mierikswortel bvoor komt, wordt de moringa in het Engels en het Duits de mierikswortelboom genoemd.
Een soortgelijk recept is dat van Halaan sa malunggay, een venusschelpensoep met moringablad, eveneens uit de Philippijnse keuken.
De moringa heeft een hoge voedingswaarde. De bladeren zijn rijk aan vitaminen en eiwitten. Voor een indruk: het zevenvoudige aan vitamine C van sinaasappels, het viervoudige aan calcium van melk. De onrijpe peulen (drumsticks) bevatten vooral veel vitamine C. Hetzelfde geldt voor de zaden.
De peulen en de bladeren bevatten een geringe hoeveelheid oxaalzuur, de bloemen kaemferol en quercetine.
Er wordt ook een voedinssupplement moringa gemaakt, dat bestaat uit capsules.
Respecteer het copyright !