De paran&aaute;den behoort tot de Orde van de Ciniferales of Pinales, de verzamelterm voor alle planten die 'kegelvruchten' dragen, in het spraakgebruik vaak 'dennenappels' genoemd. Het is niet de enige Araucaria met eetbare zaden, ook de Araucaria araucana is leverancier van deze 'pijnpitten'.
Het is een majestueuze boom, die wel veertig-vijftig meter hoog kan worden. De rechtopgaande stam is kolossaal, met een doorsnede van ruim een meter. De op één na grootste boom staat in Pericó en heeft een stamomtrek van 10 meter 20 ! Hij is ruim achthonderd jaar oud, en wordt Pinheirão genoemd. Een paraná in Linha Imperial zou een stamomtrek hebben van 12 meter en imeer dan duizend jaar oud zijn. Over superlatieven gesproken, de bast kan wel vijftien centimeter dik worden.
De boom is tweehuizig, slechts zelden eenhuizig. De mannelijke boom draagt langwerpige mannelijke kegelvruchten, de vrouwelijke boom bolvormige kegelvruchten. Deze laatste zijn 18-25 centimeter lang (hoog) en 33 cm in doorsnede. Ze hebben het respectabele gewicht van één kilogram. De vrucht is aanvankelijk groen, maar wordt na rijping bruin.
De boom ontwikkelt zich gedurende de jaren van een pyramidale boom tot een 'palm' met een platte, wijd uitstaande, open kroon, als een reuzen paardenbloem. Aan het uiteinde van de ranke takken staan clusters scherp gepunte bladeren, die doen denken aan de bladeren van een vetplant. Ze vallen na vijftien jaar af.
De reproductiecyclus van de Araucaria angustifolia is traag. Pas na 12-15 jaar draagt de plant voor het eerst vruchten, en voordat het vruchtbeginsel zaad vormt gaan er vier jaren voorbij. as twee jaar na de bevruchting begint de rijping.
De vrouwelijke kegel bevat dan tot wel honderdvijftig zaden, lichtbruin, en twee tot 8 centimeter lang. Ze worden pinhão genoemd. Voor de verspreiding van de zaden (van mei tot augustus) is de boom afhankelijk van vogels zoals parkieten en toekans, maar vooral van raven, en dieren die op de grond leven, nadat de vruchtkegels van de boom zijn gevallen.
De Araucaria kwamen gedurende het grootste deel van het Mesozoïcum overal ter wereld (het supercontinent Gondwana) voor, de paranáden tegenwoordig alleen in Brazilië . Het is de commercieel belangrijkste Araucaria-soort, vooral om zijn hoogwaardige hout.
De huidige botanische naam is in 1898 gegeven door de Duitse botanicus Kuntze, nadat Bertoloni, in 1819, voor de naamgeving Columbea angustifolia had gekozen. Het epitheton is gebleven. Het betekent smalbladig, waarmee de paraná zich onderscheidt van de breedbladige Araucaria araucana of apenboom, die vernoemd is naar een Indianenvolk in Chili.
De boom heeft ook een Nederlandse naam: de kandelaarsden.
Deze situatie is ontstaan door ongecontroleerde houtkap, al vanaf het begin van de twintigste eeuw. Het hout was zeer geliefd in de scheepsbouw. Dindsdien is de populatie bomen in Brazielië afgenomen met maar liefst 97%.
In Rio Grande do Sul bijvoorbeeld bestond honderd jaar geleden nog bijna de helft van het oppervlak uit Araucaria, nu nog maar 3%. Hetzelfde beeld is te zien in Alto Paraná.
In 2001 heeft Brazilië de export van paraná-hout verboden. Hoewel de plant zich goed zou kunnen herstellen, is dat in de praktijk niet het geval gebleken door competitie, bijvoorbeeld doordat op in de habitat andere boomsoorten zij aangeplant.