De oudste soort is de Araucaria mirabillis, inmiddels uitgestorven. Van deze plant zijn fossielen gevonden in Patagonië (Argentinië) van 150-175 miljoen jaar oud, uit de Midden-Jura. Deze soort is nauw verwant met de Areaucaria bidwillii, een nog altijd in Australië voor komende soort, beroemd en berucht om zijn enorme vruchtkegels. Deze soort, die bunya-bunya wordt genoemd, is één van de drie Aracauria waarvan de zaden gegeten worden.
Het geslacht Araucaria behoort tot de Orde van de Ciniferales of Pinales, de verzamelterm voor alle planten die 'kegelvruchten' dragen, in het spraakgebruik vaak 'dennenappels' genoemd. Zoals gezegd zijn er (tenminste) vier waarvan de zaden eetbaar zijn. Deze zijn:
Sommige Araucaria imponeren door hun enorme hoogte (tot wel tachtig meter), hun gigantische vruchtkegels (tot wel twee kilogram) en hun prehistorisch uiterlijk, zoals de ogenschijnlijk geschubde apenboom.
De paranáden groeit in het zuiden en zuidoosten van Brazilië en het noordoosten van Argentinië, de apenboom voornamelijk in Chili en de al genoemde bunya-bunya in het oosten van Australi&eum;l, in Queensland. De grootste verscheidenheid aan Araucaria treffen we momenteel aan in Nieuw Caladoni&eum;, waar dertien van de twintig nog levende Arauacariasoorten voorkomen.
De zaden worden geassocieerd met pijnpitten, de zaden van sparren en dennen, en hoewel de zaden dus geen pijnpitten zijn, worden ze wel als zodanig aangeduid. In Zuid-Amerika noemt men ze piñas, pinhas, piñones of pinhões, dat zegt genoeg.