Het eetbare deel van de koshiabura-boom is de compacte, bladhoudende knop op het einde van jonge boomscheuten.
De Chengiopanax sciadophylloides is een bladverliezende boom, die ongeveer twintig meter hoog wordt. In de lente vormt hij scheuten. Aan het uiteinde groeien knoppen waaruit de nieuwe bladeren ontrollen. Een knop bestaat uit één of meer lichtgroene, gekartelde bladeren. In dit groeistadium zijn ze zacht, knappoerig en sappig. tijd om ze te oogsten. wanneer ze later geoogst worden, zullen ze taai en bitter worden. Het afsnijden van de jonge knoppen kan zonder de boom daardoor schade aan te brengen.
Koshiabura is net als udo (berg-asperge) een plant uit de Araliaceae- of klimopfamilie. De naam koshiaburo betekent 'gefilterde olie', en dat heeft niets te maken met de eetbare knoppen, maar met het hout, waaruit vroeger olie werd gewonnen om (gouden) roetstwerende lak van te maken.
Andere benamingen zijn Koshi-abura, Gonzetsu, of Gonzetsunoki of Fude-ha genoemd, wat "Penseelblad" betekent vanwege de gelijkenis met een kalligrafieborstelVoor het vinden van deze sanhai moet je hoog de koele bergen van Japan in. De meeste koshiabura die je er in de winkels vindt, komt uit Tohoku, een ruig gebied op het eiland Honshu. Er zijn niet zoveel winkels die de groente aanbieden, en bovendien is het seizoen erg kort.
Na de ramp met de Fukushima Daiichi kerncentrale in 2011 heeft de Japanse overheid alle landbouwgewassen en vee in de veertien prefecturen rond de centrale in de ban gedaan. Ook sanshai. Andere landen volgden onmiddellijk. In 2021 is de ban opgeheven.
In de oudheid bezochten de mensen de bergen om in het vroege voorjaar net gekiemd gras te plukken, en er bestond een gewoonte om een goede gezondheid te wensen door het te eten en de sterke levenskracht en voeding ervan in zich op te nemen. In de Heian-periode genoten edelen ervan om op de eerste dag van de Rat van het nieuwe jaar (op de oude kalender) in de velden te picknicken en spruiten te plukken, en die taferelen werden in gedichten uitgebeeld. Er bestaat nog steeds een traditie om tijdens de nieuwjaarsvakantie rijstepap te eten die gemaakt is van zeven verschillende jonge grassen (nanakusa gayu). Tot voor kort waren sansai een van de essentiële voedingsmiddelen in bergachtige gebieden waar weinig land geschikt is voor landbouw. Sansai werden als zodanig geconsumeerd of geconserveerd door ze te drogen of te zouten, en leverden waardevolle voeding tijdens de winter, wanneer er weinig verse groenten waren. Tegenwoordig, met de groeiende belangstelling voor slow food en een gezond dieet, winnen de eenvoudige, licht bittere smaken van sansai, en het gevoel van een nieuw seizoen dat ze geven, aan populariteit in stedelijke gebieden, en worden sansai steeds meer gewaardeerd. In supermarkten en groentewinkels worden dan ook meer verschillende soorten sansai verkocht, waardoor ze beter verkrijgbaar zijn dan vroeger. Bovendien is het aantal sansai-zoekers toegenomen en veel mensen genieten tegenwoordig van het sansaiplukken. Sansai zijn een toeristische attractie geworden in landelijke, bergachtige gebieden en trekken de aandacht als plaatselijke specialiteit.
In het Duits wordt de plant berg-angelica genoemd, net als China, waar hij de eetbare engelwortel (angelica) wordt genoemd.
De geslachtsnaam Aralia is in 1753 vastgesteld door Carl von Linné in Species Plantarum (Volume 1, blz. 273-274) met de Aralia racemosa als het lectotype. De geslachtsnaam Aralia zou van Canadese oorsprong zijn, mogelijk de naam van de in Canada voirkomende Aralia nudicaulis in de Iroquoïsche taal.
De scheuten bevatten ongeveer 1,1% eiwit, 0,42% vet en 0,8% koolhydraten.