De karwijplant heeft een penwortel waarin het zijn voedselvoorraad voor het volgende groeiseizoen op slaat. Het is gebruikelijk om die te ooigstgen nadat de plant in het tweede jaar zaad hjeeft getrokken, dus na het oogsten van het karwijzaad.
Je zult de wortels tevergeefs zoeken in de winkel.
In Noorwegen is men verzot op karwij, verwerkt men het jonge blad in karvekaalsuppe, karwij-kool-soep, voor het eerst beschreven in het eerste Noorse kookboek van Hanna Winsnes uit 1845.
De Noorse botanicus Fredrik Christian Schübeler ontdekte eind negentiende eeuw dat op veel plaatsen in de Oostenrijkse bergen karwijwortels werden geteeld in plaats van aardappels, die daar niet aan sloegen. Hij zette zich eraan om Noorse karwij te selecteren op wortelomvang en slaagde erin karwijwortels te produceren die ongeveer even groot en minstens zo smaakvol waren als de Hamburgse peterseliewortel.
Het is onduidelijk of er nog wel cultivars gekweekt worden om hun wortels. In Sturtevant's Edible Plants of the World wordt zelfs verwezen naar een artikel uit 1904 waarin de auteur stelt dat de wortels beter worden gevonden dan pastinaken!