Het is net als alle Chinese selderij geen bleekselderij, maar snij- of bladselderij. met een milde smaak en aroma en een zachte textuur, geschikt voor verse en gekookte bereidingen.
Japan zou japan niet zijn als de mini-selderij niet ook in de vrom van micro-groente verkocht zou worden. Deze heeft de naam maikuro howaitoserori, mini-mini witte selderij.
Aan het einde van de zestiende eeuw stuurde Kato Kiyomasa troepen naar Korea . van daaruit bracht hij selderijzaad uit China naar Japan. Na het begin van de Edo-periode (1603-1868) brachten Nederlandse koopvaardijschepen selderijzaad uit Europa naar Nagasaki, en begonnen met kleinschalige productie.
De selderijteelt had lange tijd op vrij beperkte schaal plaats, zeker tot vroeg in de twintigste eeuw. Na afloop van de Tweede Wereldoorlog gingen vertegenwoordigers van het Ministerie van Land- en Bosbouw naar de Verenigde Staten om de condities te onderzoeken waaronder daar selderij werd verbouwd. Het Ministerie besloot de teelt te stimuleren in de prefecturen Hokkaido en Nagano en naderhand ook in Shizuoka, Chien Ye, Hyogo, Okayama en Aichi. Rond 1953 werden daarbij voor het eerst plastic kassen gebruikt.
Pas veel later zou men witte selderij ook zelf verbouwen. Het Japanse Takii Seeds ontwikkelde deze nieuwe variƫteit uit de Chinese variƫteit Shin Huang Seika.