De Mangifera pajang is een rechtopgaande, bladverliezende boom, die wel 30-35 meter hoog kan worden. De boom heeft een zuilvormige stam met een grijzige bast. Deze vertoont soms scheuren of spleten, net als de bast van de Mangifera indica. Hij heeft een parapluvormige kroon met glanzende groene, lancetvormige bladeren. De bladeren zijn lancetvormig, tot wel 40 cm lang en 15 centimer breed. Het jonge blad is rood van kleur.
De bloeiwijze is aarvormig, met paarse of paarsige geurige bloemen. De aren zijn gemiddeld 30 cm lang.
De steenvrucht is fors, heeft een gewicht van twee à 3 kilogram, met één mono-embryonaal zaad., een decimeter lang en circa 5 cm dik. De schil is vrij dik, maar is eetbaar. De vrucht is erg vezelig.
De bambangan is zoet en smaakt enigszins naar banaan, maar alleen als hij volledig gerijpt is. De onrijpe vrucht is bijzonder zuur, vandaar de benaming asem embang.
De Mangifera pajang bloeit tweemaal per jaar en draagt ook tweemaal per jaar vruchten, in de maanden januari en februari, en juli-augustus. Hij komt op Borneo zowel in het wild als gecultiveerd voor. Op de International rode lijst van het IUCN heeft de plant het preikaat 'kwetsbaar'
De vrucht is hier niet verkrijgbaar, wel op Kalimantan, maar ook op de eilanden Saba en Sarawak, en op speciale mango-markten in Florida, waar hobby-telers de vrucht regelmatig aan bieden.
De schil wordt verwijderd door de vrucht te pellen als een banaan: insnijden en eraf trekken. Omdat de vrucht zo vezelig is, wordt hij vooral gebruikt om er sap of jam van te maken. De geurige schil wordt afzonderlijk gegeten, verwerkt in curries of in zout ingelegd.
Lokale gerechten waarin de bambanjang wordt gebruikt, zijn nonsom Bambangan en jeruk Bambangan, specialiteiten van Sabah, de tweede Malaeisische staat op het eiland Borneo naast Sarawak, waar men de bambangan vaak gebruikt als vervanger van durian. Om extra smaak te genereren wordt de vrucht verrijkt met het geraspte zaad!
Van de onrijpe vrucht maakt men in Sabah pinasakan, een vissoep. De rijpe vrucht wordt gebakken met gezouten vis. Daarnaast verkoopt men air bambangan, het sap.
Door de dikte van de schil is de vrucht langer houdbaar dan een 'echte' mango, zelfs wanneer hij al rijp is, zeker een week buiten de koeling.
De plant is voor het eerst beschreven in 1978 door de Nederlandse botanicus Kostermans, die hem de botanische naam Mangifera pajang gaf.
Het woord mango is afgeleid van het Dravidisch, een taalfamilie van 25 talen die overwegend gesproken worden in het zuiden van India rond Madras. In Tamil wordt de vrucht mankay genoemd. De eerste Europese vermelding is die in een zestiende eeuws reisbericht van de Italiaanse ontdekkingsreiziger Ludovico de Varthema. Hij noemde de vrucht manga.
De geslachtsnaam Mangifera is een samenvoeging van de naam van de mangoboom en -vrucht en het Latijnse 'ferre', dat brengen betekent, de brenger van de mango. Het epitheton pajang