Meestal is een zaad mono-embryonaal. Het is afkomstig van bevruchting, en heeft unieke kenmerken. Dat betekent dat het resultaat zowel een plant kan zijn die identiek, sterker of zwakker is, kwalitatief identieke of zelfs betere vruchten draagt, of vruchten van mindere kwaliteit. Daarom worden ingeval van fruitbomen zaailingen geselecteerd op kenmerk en worden die geënt op een daarvoor geschikte onderstam. Dit is eerder regel dan uitzondeing voor fruitbomen.
Poly-embryonaal zaad bevat meerdere embryo's, waarvan er (tenminste) één afkomstig is van bevruchting, en unieke kenmerken draagt, zoals bij mono-embryonaal zaad het geval is. De andere embryo;'s zijn identiek aan de moederplant. Poly-embryonaal zaad komt voor bij de zogenaamde Saigon-variëteiten van de mango (Mangifera indica) en bij citrusplanten.
Wanneer een plant uit poly-embryonaal zaad vermeerderd wordt, is het voor de teler soms zaak om te wachten tot de boom vruchten draagt, en dan de boom die vruchten van mindere kwaliteit levert, alsnog te rooien. Tenzij hij de zwakte van de bevruchte zaailing eerder weet te onderkennen.
Bij de mango cultivars manila and ataulfo is meer dan 80% van het zaad poly-embryonaal, waarmee de kans op nucellaire planten (klonen van de originele plant) zeer hoog is. Nucellaire embryogenie komt ook voor in sommige citrus zaden.
Respecteer het copyright !