De Mangifera odorato is een kleine, rechtopgaande boom van 10-15 meter hoogte, die in een uitzonderlijk geval groter wordt dan 20 meter. De kroon is rond. De bladeren zijn lancetvormig, 12-35 cm lang en 4-10 cm breed. De bloeiwijze is aarvormig, met paarse of paarsige aangenaam geurende bloemen. Een aar kan wel 40 cm lang zijn.
De vrucht is elliptoïde van vorm, 10-15 centimeter lang en 6-9 cm breed, en is nauwelijks afgeplat. De vrucht heeft een dikke, glanzende, geel-groene schil. Het geel-accent is geen teken van rijping, integendeel, de schil wordt juist groener wanneer de vrucht rijpt.
Het vruchtvlees is vrij vezelig, geel-oranje, en niet perse zoet. Veel vruchten zijn eerder wat aan de zurige kant. Op West-Java kom een variëteit voor die bembem wordt genoemd, die net als de Mangifera foetida onaangenaam naar terpentijn ruikt (en smaakt). Andere variëteiten zijn de eveneens Javaanse kaweni, een minder vezelig soort met een grassig aroma, en de sangay uit de Philippijnen, die in tegenstelling tot de (groene) uani een gele schil heeft.
Het zaad van een kwini is aan de grote kant voor een mango, 10 cm lang en 4-5 cm dik, en is in een enkel geval poly-embryonaal.
Het vers geplukte fruit bloedt, zoals op bovenstaande foto duidelijk te zien is. Dit melksap, dat zich ook in de schil bevindt, kan vrij irriterend zijn. De bruine vlekjes op de schil van de vrucht zijn opgedroogd melksap.
De kwini wordt voorzover bekend niet geëxporteerd. In Java is het oogstsezoen van augustus tot november.
Alleen kwini's die minder vezelig zijn en geen of een milde terpentijnsmaak hebben, worden als handfruit gegeten. De schil is zeer zuur, en moet ruim geschild worden. Gewoonlijk wordt de kwini gebruikt in warme bereidingen, zoals in chutneys. Door warme bereiding vervliegt het terpentijn-aroma.
Op Java worden de pitten (zaadkern) tot meel vermalen, dat als smaakmaker wordt gebruikt in dodol (kleefijstgerecht) en jenang pelok (geelwortelpapje met gemalen mango-zaad, pelok).
Elders is de plant geïntroduceerd.
De geslachtsnaam Mangifera is een samenvoeging van de naam van de mangoboom en -vrucht en het Latijnse 'ferre' (brengen) en betekent de brenger van de mango.
Het woord mango is afgeleid van het Dravidisch, een taalfamilie van 25 talen die overwegend gesproken worden in het zuiden en zuidoosten van India. Het woord is voor het eerst in de zestiende eeuw gebruikt in een reisbericht van de Italiaanse ontdekkingsreiziger Ludovico de Varthema. Hij noemde de vrucht manga.
Het epitheton odorata betekent (wel)geurende, anders dan foetida van de ouder, dat juist 'stinkende' betekent, ofschoon beide een terpentijnsmaak en -geur kennen.