Er moet een rilling over de Britse ruggen zijn gegaan toen de Wereldvoedselorganisatie (WHO) in 2015 hun 'bacon, ham and sausages' in de top-vijf van oorzaken van kanker plaatste. Net zo gevaarlijk als het roken van sigaretten. Het advies van de WHO: "eet niet meer dan 500 gram bereid rood vlees per week", rundvlees, varkensvlees of lamsvlees. Maar Britten eten helemaal niet zoveel varkensvlees, 24 kilogram per hoofd van de bevolking. Vergeleken met Duitsers, Spanjaarden, Oostenrijkers en Polen minder dan de helft, en ook nog altijd 10 kilogram minder dan Nederlanders, die met Frankrijk een midden-positie in Europa innemen.
Het Britse ontbijt (full English breakfast) is vooral geliefd onder toeristen, ook in hotels buiten het Verenigd Koninkrijk overigens. Andere klassieke gerechten met varkensvlees zijn Pork pie, Offal en Faggot (beide met veel ingewanden).
De Kelten leefden 500 jaar voor Christus in Midden-Europa, in Beieren, de Bohemen, Zwitserland, Oostenrijk en Hongarije. Zij trokken westwaarts, naar Frankrijk, waar zij Galliërs werden genoemd, en veroverden Spanje , Rome, Griekenland en Klein-Azië. In de eerste eeuw voor Christus hadden ze Ierland vast in handen, dat ze zowel rechtstreeks vanaf het vasteland als via Brittanië binnen vielen.
Voor de Kelten hadden het wild zwijn en het varken beide grote symbolische waarde, en werden veelvuldig afgebeeld. Daaruit valt op te maken dat er grote verwantschap bestaat tussen het Britse Keltische varken en de Hagworth. Het Keltische varken was net als de Keltische koe en het Keltische paard vrij klein van stuk. Het Keltische paard was zelfs zo klein dat het niet bereden kon worden en alleen als trekdier werd gebruikt.
De Kelten aten overwegend huisdieren, zowel koeien, varkens, schapen, honden, ganzen als eenden, maar lieten het wild en hun paarden ongemoeid.
De Kelten betrokken hun rijpaarden van de Euraziatische Scythen die van 990-100 voor Christus de steppes ten norden van de Zwarte zee bewoonden. Zij waren meesters in het paardrijden en hielden vee, waaronder kippen. De Kelten zorgden behalve voor de verspreiding van het tamme varken over Noord-Europa ook voor de introductie van de kip.
De evolutie stond min of meer stil tijdens de Romeinse overheersing. De Romeinen beschouwden het varken primair als voedsel, terwijl veel ander vee ook andere doelen diende. De varkens leefden in de beschutting van het bos, en werden uit het bos gehaald om te worden afgemest, een techniek die ook de Thraciërs kenden, en door Aristoteles is beschreven. Bewijzen voor het afmesten van varkens zijn onder meer bij de Kullington villa in Kent gevonden. Het vetmesten van varkens gebeurde ook elders in het Romeinse rijk.
De Britse Keltische varkens ontwikkelden zich heel gedifferentieerd, zeker tot de achttiende eeuw, welke de start van de evolutie van het moderne Europese varken markeert. Door de input van het Britse wilde varken ontstond het zwarte varken, de Large Black, door dat van het Zweedse wilde varken de Large white, Landrace, Hampshire en Duroc. Het moderne varken laat een mozaiek aan Europese en Aziatische genen zien.
Ooit vochten de Britten in Noord-Amerika de Pigs War uit, vanwege een varken dat aanleiding gaf voor een conflict met de Amerikanen. Het was een grenskwestie die betrekking had op het eiland San Juan dat doorsneden werd door de grenslijn in de Straat van Georgia. Het dier, dat eigendom ws van een Brits employé van de Hudson's Bay Company, was aan het 'neuzen' op het aardappelveld over de grens. Het liep uiteindelijk volledig uit de hand. Schikkingen hielpen niet, en er kwamen troepen aan te pas: drie oorlogsschepen en 2.600 soldaten om precies te zijn, stonden tegenover elkaar. In 1859. Het is allemaal goed afgelopen, en tien jaar later is Vancouver Island aan de Amerikanen toegewezen, en de rest is geschiedenis.
Je zou het Britse arrogantie kunnen noemen, wanneer britten zich laagdunkend over de varkenshouderij op het vaste land uit laten, maar bedenk daarbij wel, dat 40% van alle Britse varkens buiten loopt. Dat is uitzonderlijk veel. Groot-Britannië telt 10.000 gespecialiseerde varkensbedrijven, waarvan er 1.600 verantwoordelijk zijn voor 92% van de hele productie. Er is met andere worden een omvangrijke kleinschalige varkenshouderij. Daarnaast worden op nog eens 30.000 plaatsen varkens gehouden, van gemengde bedrijven tot particulieren die er één varken op na houden.
Net als elders in Europa is er in de UK een ontwikkeling gaande naar duurzamer varkensvlees. Het RSPCA Freedom Food label is in 1994 ingevoerd, en is het eerste en tot nu enige label. Ook is er toenemend aandacht voor de klassieke Britse varkensrassen, de Berkshire, British Lop, British Saddleback, Gloucestershire Old Spot, Large Black, Middle White, Tamworth en Welsh. Eerstgenoemde heeft een rijke geschiedenis. De Berkshire werd al in de 16e eeuw op Windsor gehouden en koningin Victoria geschonken aan het toenmalig koninkrijk Okinawa. Dit varken stond aan de wieg van het beroemde Japanse kurobuta-varken.
Sinds 20 jaar is het Verenigd Koninkrijk wat niet langer zelfvoorzienend als het op varkensvlees aan komt. De terugval in die twintig jaar bedraagt zo'n 30%. De import in 2017 bedraagt ruim 830.000 ton. Bijna de helft daarvan wordt ingevoerd in de vorm van vers varkensvlees uit Denemarken. Bacon komt ooral uit Nederland, ham vooral uit Ierland en worstjes vooral uit Duitsland. Jaarlijks worden daarnaast 400.000 levende varkens voornamelijk uit Ierland ingevoerd, één van de weinige import-volumes met een afname.
De Japanse naam voor varken is buta, die voor varkensvlees butaniku.
Respecteer het copyright !