Het is een heldere goudgele olie met een zachte, neutrale smaak die een prima keus kan zijn voor koude bereidingen. Er zijn twee types zonnebloemolie, het linolzuurtype met een hoog percentage meervoudig onverzadigde vetzuren, en het oliezuurtype, met 80% of meer enkelvoudig onverzadigde vetzuren. Er zijn zonnebloemoliën in ontwikkeling met meer onverzadigde vetzuren dan het oliezuurtype en minder verzadigde vetzuren dan olie van het linolzuurtype. Deze ontwikkeling is ingezet als alternatief voor het gebruik van transvetten.
Deze olietypes worden vaak met hun Engelse benaming aangegeven, dat is linoleic, oleic en high-oleic soybean oil. Er is nog een onderscheid, dat voor alle soorten olie geldt, geraffineerd of niet, koud- of warm geperst. En dan zijn er geharde olië, waarbij door hydrogineren onverzadigde vetzuren in verzadigde worden omgezet, zogenaamde transvetten, qua voeding het slechtste vet onder slechte vetten.
Vanwege de slechte reputatie van sojabonen, staan we al op de startpagina stil bij de duurzaamheidsaspecten van de sojateelt. Voor Nederland en voor Europa als geheel is vooral Brazilië als productieland van belang, vrijwel alle soja in Europa komt daar vandaan.
Enkele belangrijke Nederlandse partijen hebben in 2010 een duurzame productie-standaard ontwikkeld, de RTRS. Deze Round table on responsible soy maakt deel uit van het convenant dat Nederlandse producenten, distributeurs en handelaars hebben gesloten om in 2015 alleen nog maar verantwoorde soja op de Nederlandse markt te verhandelen. Dat is een belangrijke impuls voor de verduurzaming van de productie in Zuid-Amerika, wetende dat Nederland en China hun grootste soja-importerende landen zijn, Nederland ná China.
De RTRS-standaard sluit genetische modificatie niet uit, maar richt zich op alle overige aspecten van duurzame teelt, zoals arbeidsomstandigheden, teeltmethodes en verantwoord landgebruik, met als streven in 2020 iedere vorm van ontbossing een halt te hebben toegeroepen.
De kritiek op de RTRS is dat bedrijven de overhand hebben, maatschappelijke organisaties niet of onvoldoende in de melk te brokkelen hebben. Eén van de kritiekpunten is dat de standaard zich niet af zet tegen de monoculturen, en voorbij gaat aan de verschraling van de biodiversiteit. Een antwoord daarop zijn de Bazel-criteria, opgesteld door het Wereld Natuurfonds, dat overigens de principes van RTRS ondersteund, in samenwerking met de Zwitserse supermarktketen COOP. Dit wordt de ProTerra standaard genoemd.
De soja die aan deze criteria voldoet, moet worden geteeld met respect voor de biodiversiteit. De soja mag daarom niet afkomstig zijn van grond die na 1994 is ontbost, mag geen ecologische waardevolle gebieden aantasten en bovendien niet genetisch gemodificeerd zijn. Groene soja zit onder andere al in sojaproducten en veevoer voor verse zuivel, varkensvlees met Milieukeur en bepaalde eieren. Twee Braziliaanse producenten, IMCOPA en Agrenco, samen goed voor een jaarproductie van 2,2 miljoen ton hebben de Basel-criteria onderschreven. Vanuit Zwitserland wordt grote druk uitgeoefend om deze criteri in de RTRS-standaard te incorporeren, ook voor palmolie.
Het is gemakkelijk te verkrijgen en kost gemiddeld minder dan € 2,00 per liter. Soja-olie is ook biologisch verkrijgbaar. .
Soja-olie is geliefd in de voedingsindustrie, vanwege de neutrale smaak en de prijs. Het is geschikt voor alle warme bereidingen, als roerbakken en fonduen, zelfs voor frituren. Ongeraffineerde sojaolie heeft een rookpunt van slechts 160°C, half geraffineerde sojaolie van 177°C. Alleen geraffineerde sojaolie - de meeste sojaolie in het schap is geraffineerd - heeft een hoog rookpunt, van liefst 232°C, en is zeer geschikt om in te frituren.
In zijn algemeenheid is het het best om vet-houdende producten koel (onder 20°) en donker te bewaren. Sojaolie is dan hoogstens 12 maanden houdbaar.
De eerste olie werd niet geperst voor de voedselbereiding, maar als brandstof en om sojakoeken te maken, die dienden voor de bemesting van landbouwgrond. Mantsjoerije zou zeker vanaf de 13e eeuw de spil zijn in de verspreiding van soja-olie over de wereld, aanvankelijk met de export van olie, later overwegend met de export van sojabonen, want de fabricage vond al snel plaats buiten Mantsjoerije, in Japan, Europa en de verenigde Staten.
Tegenwoordig komt soja-olie van overal ter wereld, en zijn de belangrijkste producenten, Brazilië, Argentinië en de Verenigde Staten, gevolgd door China. Andere producenten zijn India en Europa, die beide voor eigen gebruik produceren en geen in- of uitvoer van soja-olie van betekenis kennen.
Tijdens de Yuan en Ming dynastiën (1279-1368) werd op kleine schaal soja-olie geproduceerd. Toen, en In de er op volgende eeuw(en) perste men de olie in de eerste plaats om er droge koeken van te maken, die men gebruikte voor de bemesting van landbouwgrond.
Pas in de 16e eeuw wordt soja-olie als voedsel beschreven. In de Pen-ts'ao kang-mu (1578-97), vermoedelijk geïnspireerd door een (onbekende) eerdere bron. Halverwege de negentiende eeuw is Chinese soja-olie voor het eerst door Europese bril bekeken en beschreven. Volgens de baron van Montgaudry was soja-olie in China toen een populaire olie om mee te koken, populairder dan raapzaadolie en geraffineerde raapzaadolie (colza). Het was de gewoonte om zelf olie te maken, althans binnen de familie, slechts zelden -in grote sojagebieden- op industriële schaal. Behalve raapzaad- en sojaolie kende men in China in die tijd ook katoenzaad- en sesamolie. Men beschouwde soja-olie net als katoenzaadolie overigens inferieur aan de andere oliesoorten, maar soja-olie was ook toen al prijstechnisch interessanter.
De eerste olie werd gemaakt door in de zon gedroogde meestal gele sojabonen eerst te vermalen met een maalsteen, vaak een enorm gevaarte, rond een centrale as aangedreven door een koe of een muilezel. Het maalsel werd in doeken of zakken van hennep gedaan om vervolgens kort boven vuur gestoomd te worden. Van de op die manier gemaakte pasta werden grote koeken gemaakt, die gestapeld werden om onder grote druk geperst te worden. Dat persen gebeurde meestal verticaal (van boven naar beneden), maar kon ook horizontaal gebeuren.
Vanaf de negentiende eeuw kwam de industriële productie van sojaolie in China op gang. De olie was niet alleen voor koken bestemd, werd gebruikt als lampenolie in Mantsjoerije, in inkt en verf, in Sunlightzeep (dat in de jaren 20 van de vorige eeuw door Lever brothers in hun fabriek in Japan werd gemaakt), zelfs als smeermiddel voor machines.
In het zuiden van Mantsjoerije begon men in de tweede helft van de negentiende eeuw met het persen van sojabonen in de hennepmolens van T'ieh-ling en Ch'ang-ch'un. De weinige statistieken uit die tijd noemen een jaarlijkse productie van 443 ton soja-olie en 50.900 ton soja-koek, die werd gebruikt als veevoer. De perstechniek had een rendement van nog geen 10%, dat wil zeggen dat slechts een tiende deel van het oorspronkelijk gewicht van de bonen als olie werd opgevangen. De pure olie werd door de armen vers geperst gebruikt, terwijl de rijkere bevolking de olie tenminste liet klaren. Ook werd de olie verhit en gefilterd, om een heldere gele olie te bereiken.
De eerste stoom-aangedreven rolpersen, gefabriceerd in Hong Kong, werden in 1896 in gebruik genomen. Tijdens de eerste wereldoorlog nam de vraag naar soja-olie exponentieel toe, en exporteerde Mantsjoerije grote hoeveelheden naar de Verenigde Staten. Direct na de oorlog namen Amerikaanse boeren de teelt van soja en de fabricage van olie in eigen hand, en ging de olie overwegend naar Duitsland, Nederland en Engeland, aanvankelijk alleen inde vorm van ongeraffineerde olie.
L'histoire se répète, het duurde niet lang of men vond (ook) in Europa dat de oliefabricage beter in eigen huis kon plaatsvinden. In plaats van de olie in te voeren, voerde Europa vanaf dat moment, rond 1928 alleen de sojabonen in. De olie-industrie in Mantsjoerije stortte geheel in.
Sindsdien vertoont de productie van soja-olie in China een golvend patroon, een daling in de aanloop naar de Tweede wereldoorlog (1933-1942), gevolgd door een stijging (tot 1957). Met de Grote sprong voorwaarts in 1958 stortte de productie weer in, om gedurende de zeventiger jaren weer in de lift te raken en vanaf 1978 in een sterk stijgende lijn over te gaan. Hierbij speelden ook voorkeuren een rol. In Mantsjoerije gebruikte men traditioneel soja-olie, in Shanghai ook, maar in de Kantonese keuken hield men het op arachide-olie, en in andere provincies op raapzaadolie, katoenzaadolie en sesamolie.
Tot de jaren 80 lag de nadruk in China op de handel in niet of gedeeltelijk geraffineerde olie. Circa 80% werd mechanisch geperst, 20% gemaakt door extractie-techniek. Deze laatste werd in de regel wel geraffineerd, de geperste ruwe olie alleen ontgomd. Tegenwoordig stellen Chinese consumenten andere eisen aan de soja-olie en wordt deze net als elders geraffineerd. In de moderne soja-olie-fabrieken in China is het olie-rendement inmiddels net als elders zo'n 17%.
Japan importeerde - net als de Verenigde Staten na de Tweede wereldoorlog deden - van meet af aan sojabonen uit Mantsjoerije om deze in eigen land tot olie te persen. Grote Japanse bedrijven waren vanaf 1910 nauw betrokken bij de ontwikkeling van de overzeese soja-olie-industrie in Mantsjoerije, hadden daar een aantal fabrieken, maar deze olie werd niet naar japan geëxporteerd. De fabrieken rond Kobe in Japan produceerden liever zelf sojakoeken. De olie was voor Japanners een bijproduct dat zij naar het westen exporteerden en nauwelijks zelf gebruikten.
Vanaf de jaren '30 werd de sojakoek als bemester verdrongen door kunstmest. Toch bleef Japan de in hun ogen inferieure Mantsjoerijse sojabonen importeren, nu uitsluitend voor het maken van veevoer. De Japanse bonen werden er ook voor gebruik, maar daarvan werd ook shoyu (sojasaus) en tofu gemaakt. In de jaren tachtig werd 75% van de sojabonen in Japan geperst, waarvan 70% voor veevoer, 16% voor het maken van shoyu en slechts 6% voor het maken van tofu. Net als in grote delen van China werd en wordt de Japanse markt voor het gebruik van olie in de keuken gedomineerd door raapzaadolie.
Europa importeerde aan het begin van de twintigste eeuw eveneens sojabonen uit Mantsjoerije. Dat gebeurde via Japanse handelaren. De bonen werden vooral in Engeland geperst en van daaruit verhandeld binnen Europa, vooral naar Duitsland, Nederland en Italië. Europa was ook geïnteresseerd in de sojakoeken als veevoer. Nederland importeerde er veel van voor veevoer voor de vlees- en melkindustrie. De sojakoek bleek niet altijd betrouwbaar, en leidde tot diersterfte aan het begin van de twintigste eeuw en in de jaren zeventig, met alle daaraan verbonden commotie.
Voor soja-olie was rond de Tweede wereldoorlog uiteraard geen markt in Europa, de productie en het gebruik lagen vrijwel stil, net als gedurende de Eerste wereldoorlog. De soja die in Europa, vooral Oost-europa werd verbouwd, werd voor een belangrijk deel voor sojameel gebruikt. Na de Tweede wereldoorlog betrok Europa zijn soja-olie in eerste instantie uit de Verenigde Staten, tot de Europsese gemeenschap in de zestiger jaren beschermende maatregelen trof en de productie van olie (soja-olie maar ook zonnebloemolie) in Europa stimuleerde (subsidieerde). De havens van Rotterdam en Amtsredam werden de spil in de Europese handel in soja-olie.
Meer dan 20% van alle soja in de Europese Unie loopt via de twee Nederlandse havens. ADM en Cargill, twee van de groostste sojahandelaren ter wereld hebben fabrieken staan in Rotterdam en Amsterdam waar circa 3 miljoen ton sojabonen gecrushed wordt. Zestig procent daarvan wordt geëxporteerd, binnen de EU. Van deze op zich al enorme hoeveelheid wordt 150.000 ton soja-olie in eigen land verwerkt. Hiervan wordt maar een klein deel in de vorm van olie verhandeld, het meeste wordt verwerkt tot veevoer en in de voedingsindustrie.
Nederlanders gebruiken met de Denen per hoofd van de bevoling de meeste soja-olie ter wereld. De Denen hebben in 203 wettelijke regels gesteld tegen transvetten in voeding, wij Nederlanders gebruiken nog altijd transvetten. Onder meer uit soja. Omdat ruwe soja-olie voor 80% bestaat uit onverzadigd cisvet, waaruit transvetten gevormd worden, ontstaat er bij hydrogeneren van soja-olie veel transvet. De hoeveelheid transvet dient op de verpakking vermeld te worden.
Transvet verslechtert onder meer de verhouding tussen goede en slechte, HDL- en LDL-cholesterol.
Er is een trend gaande om producten met veel omega's te nuttigen, maar overdrijf dat niet. Door stapeling kan omega-6 ontstekingsprocessen in het lichaam bewerkstelligen. Nog meer waakzaamheid vraagt de temperatuur. Onverzadigde olië die veel linolzuur bevatten, kunnen toxisch worden bij te hoge verhitting, en niet alleen bij te hoge temperatuur maar ook bij herhaaldelijke verhitting, zoals bij frituren gebeurt.
Niet-geraffineerde olie is geschikt voor gebruik in salades, maar niet voor hete bereidingen. Geraffineerde zonnebloemolie wel, vooral types met een hoog oliezuurgehalte. Deze worden onder meer gebruikt bij de bereiding van (voorgefrituurde) frites en chips.