De jujube is één van de weinige voor consumptie verbouwde jujubes. Het is éé van de belangrijkste vruchten in de wereld, maar nauwelijks bekend in het westen, hoewel hij bijvoorbeeld ook in diverse Zuid-Europese landen verbouwd wordt. We kennen de vrucht vooral als Chinese gedroogde vrucht, de hóngzǎo 红枣, maar de vrucht wordt in veel landen geteeld, en komt in veel landen in het wild voor, zelfs in Europa, onder uiteenlopende namen.
In het verleden werd de wilde jujube achtereenvolgens Ziziphus vulgaris var spinosa (Bunge 1833), Ziziphus sativa (Gaertner 1909) en Ziziphus acidojujuba (Liu and Cheng 1994) genoemd, maar gezien de zeer geringe verschillen tussen de wilde en de geteelde jujube heten beide nu Ziziphus jujuba, respectievelijk Ziziphus jujuba var spinosa, met kleine, zure vruchtjes (vandaar acido) en de Ziziphus jujuba var jujuba. De pit, die twee zaadjes bevat, is bij de spinoza kleiner dan bij de jujuba.
Naast de Ziziphus jujuba var jujuba met doornige takken en grote, zoete vruchten, kennen we ook de Ziziphus jujuba var tortuosa met veel kleinere, zoete vruchten en practisch geen doornen. Daar de gecultiveerde plant zo'n lange geschiedenis heeft, zal het niet verbazen dat er een enorm aantal variëteiten bestaat, men schat een vierhonderdtal. De Nikitsky Botanical Garden op de Krim beschikt over de grootste collectie ter wereld, met 123 cultivars.
De Chinese jujuba heeft glanzende, drienervige bladeren, in tegenstelling tot de Indiase jujube die viltige bladeren heeft. De plant is zeer vorstbestendig, wel tot -27°. De rijpe besjes zijn zeer zoet, en worden behalve door de mens zeer gewaardeerd, trouwens ook door vogels, zoogdieren en zelfs door vissen, die zorgen voor de verspreiding van de zaden.
Gedroogde rode dadels koop je bijvoorbeeld in de Aziatische speciaalzaak. Hóngzǎo 红枣 is de onbewerkte, gedroogde vrucht, wanneer hij bovendien gerookt is, heet hij hēi zǎo / 黑枣. Er zijn ook ontpitte jujubes te koop. Wees alert op de prijs, zeker wanneer het als superfood wordt aangeprezen.
De plant komt van nature voor in Mongolië, Centraal Azië, China, Korea en Japan, en is in de loop der tijd ingeburgerd in mer dan dertig landen in de Oude en Nieuwe Wereld, ook in Zuid-Europa.
In de Shénnóng Běncǎojīng, een medisch boek dat rond 2800 voor Christus zou zijn geschreven, wordt de jujube als geneeskrachtige, hemelse vrucht genoemd. De cultivatie vond al vroeg plaats, vermoedelijk al tijdens de Shang dynastie, de oudst bekende Chinese dynastie, van circa 1750 tot 1122 voor Christus.
In Kashmir's Himalaya groeit de (wilde) Ziziphus vulgaris var spinosa zelfs op hoogte, tussen 1600 en 2300 meter.
In China is het jujube-bos in het bergdorp Nihegou in Jiaxian aan de Gele rivier in 2014 door de VN erkend als agrarisch cultureel erfgoed en opgenomen in het GIAHS. Het bos is circa 500 hectare groot. Het omvat ruim duizend meer dan duizend jaar oude jujube-bomen. Het klimaat is hier perfect voor de jujube-teelt. Dankzij de vroege, warme lente, maar vooral door de frisse herfst zijn de vruchten heerlijk zoet.
De plant is in veel landen aan de Middellandse zee ingeburgerd, zowel aan de Europese zijde, als aan de Aziatische kant. In Italië is Arquà Petrarca het centrum van de teelt van de giuggiole, waarvan drank en confiture wordt gemaakt. Ook in (het zuiden van) Zwitserland en de Balkan wordt de jujube verbouwd. In Montenegro bijvoorbeeld, waar hij iglice wordt genoemd, en in Kroatie waar hij žižula of kineska datulja wordt genoemd, in Albanië kimça.
Het woord jujube kennen we in onze taal al sedert 1351). Diverse bronnen geven aan, dat we het alleen kenden in de vorm van een hoestballetje. Zo kennen we het woord nog altijd. Als drop. Wanneer je de ingrediëntenlijst van het ruitvormige jujube-dropje bekijkt, zie je dat het geheel geen jujube bevat. Toch is de jujube een klassiek dropje, een hoestballetje eigenlijk, gemaakt van jujube. Deze wordt in Branant zjuzjup, zjupzjup, zji(n)zjip, sjiepsjiep, siepsiep, siepsieber, siemsiemke, sjiemsjiemke, zjubus, sjiebes, sjieberke, sjuup(ke), sjiep(ke), ziepke, siep of sep genoemd (F. Debrabandere (2010), Brabants etymologisch woordenboek), in het Vlaams paddezjizjiep, pannezjizjiep, zjizjiep of pirdejuupke (F. Debrabandere (2005), Oost-Vlaams en Zeeuws-Vlaams etymologisch woordenboek). In Zuid-Afrika heet dit snoepje joep-joep, met als kenmerk 'suiglekker', daar valt niets aan toe te voegen.
Maar wist u dat jujube en pastille inwisselbaar zijn, dat jujube een pastillesoort is, gemaakt van Arabische gom (of gelatine), suiker en smaakmakers, als pepermunt, jujube, kers en citroen ? Je vindt ze als gesuikerde snoepjes in tumtum