De vrucht groeit aan de Indiase jujube, een snelgroeiende plant met een diepwortelende penwortel. Het is oftewel een manshoge tot vijf meter hoge struik, danwel een tot twaalf meter hoge boom met een brede kroon. Hij heeft viltige bladeren, waarin hij zich onderscheidt van de Chinesiase jujube. In april verliest hij veel ouder blad, waarvoor onmiddelijk nieuw blad in de plaats komt. Hij is groenblijvend.
De bloemen zijn geel. Hij bloeit op het noordelijk halfrond van augustus tot november. Hij verliest als snel zijn bloembladeren, waarna de vrucht wordt gevormd uit de bloembeker. Hij draagt van nature vrij kleine vruchten (1,5-2,5 cm) in een overlappende periode, van september tot december. Geteelde soorten hebben vaak veel grotere vruchten, tot wel zes centimeter lang en 4 cm breed. Vruchtdragend is de plant zodra hij een meter of meer hoog is.
Kleinere planten geven een vrij matige opbrengst, soms maar een hand vol vruchten per seizoen, maar grotere exemplaren kunnen in een seizoen tot wel vijfduizend vruchten op leveren, goed voor zo'n 500-600 kilogram per jaar.
De vrucht, die in India veelal ber wordt genoemd - is een eivormige steenvrucht, met één harde pit van ongeveer 1-1,5 centimeter doorsnede, met twee zaden. De vruchtwand (schil) is vrij dun, en glanzend. Qua kleur verschillen de rijpe ruchten nogal, van goudgeel tot lichtbruin, zelden rood, al hebben de vruchten vaak een 'blosje'. Het vruchtvlees is wit.
De rijpe Indiase jujube is zoet en fruitig - de eerste indruk is die van een appel - maar soms is de vrucht ook wat aan de melige kant. De vrucht wordt daarom vaak halfrijp gegeten. Hoe rijper de vrucht is, hoe zachter, en hoe groter de kans op meligheid.
De onrijpe vrucht is zonder meer zuur. De halfrijpe of rijpe vrucht wordt met schil en al gegeten. Er wordt jam van gemaakt en sap. De onrijpe vrucht worden in chutney verwerkt en gedroogd om vermalen te worden. Dit zurige maalsel wordt als smaakmaker gebruikt. In Indonesië wordt trouwens ook het blad als groente gebruikt.
De 'ber', zoals de vrucht in India wordt genoemd is van oudsher gebruikt in de Yajurveda, blijkens documenten uit de periode 1000 voor Christus. Er is sprake van cultivatie voor de Gangetische beschaving op het Deccan Plateau.
De Indiase jujube groeit behalve in India, in Indonesië en in diverse Afrikaanse landen, zoals Ethiopië ook in Australië en op enkele eilanden in de Stille en Indische Oceaan.
Hij wordt tegenwoordig in tal van landen verbouwd, ook in Europe (Griekenland, Spanje en Italië). De enthiousiaste groei van de plant heeft geleid tot invasief gedrag in Queenland, Australië