De Lippia abyssinica is een overblijvende heester, die een meter of drie hoog kan worden. De stengels zijn vierkant, en licht behaard. De bladeren staan in kransen, zijn lancetvormig, tot 15 cm lang, en gezaagd. De gecultiveerde soort is de koseret-variëteit, Lippia abyssinica var koseret.
De blaadjes worden als kruid gebruikt. Hoewel de vergelijking wordt getrokken met basilicum, is die met citroenverbena meer voor de hand liggend. Kenmerkend zijn de citrus- en kamfertonen, met een vleugje mint. De citrussmaak is een kenmerk van de ijzerhardfamilie. Citroenverbena wodrt wel als vervanger gebruikt.
De belangrijkste smaakcomponenten van koseret(blad) zijn:
Koseret is in ons land en via internet gedroogd verkrijgbaar.
De bladeren hebben een kamferige, mintsmaak, en worden in diverse kruidenmengsels gebruikt, onder meer in mitmito en afrinj.
Het is een essentieel kruid bij de vervaardiging van Ethiopische boter - nither kibbeh - een lang houdbaar product. De blaadjes van de koseret worden tezamen met korarima-zaad aan boter toegevoegd. Na ruim een week wordt de boter geklaard, net als ghee. Het grote verschil met ghee is de kruidige smaak, die net als de boter zelf lang behouden blijft.
De plant is inheems in een klein gebied in het oosten van Afrika, van Ethiopië tot de grenzen van Kenia en Zuid-Soedan, maar tegenwoordig verbreid over heel tropisch Afrika: Angola, Burundi, de Centraal Afrikaanse republiek, Eritrea, Ethiopië, Kenia, Rwanda, Sudan, Tanzania, Uganda en Zaïre.
De habitats zijn de savanne en de tropische bossen op hoogtes tussen 1.600 en 1.900 meter, incidenteel hoger (tot 2.900 meter).
Het geslacht Lippia is door Linneaus vernoemd naar de Frans-Italiaanse botanicus Augustin Lippi (1678-1701), op zeer jonge leeftijd om het leven gekomen in Abyssinië. Het epithet abyssinica is Latijn voor 'afkomstig uit Abyssinië''.