Camellia is een geslacht van bloeiende planten. Er zijn zo'n 300 camellia's beschreven, waarvan er 176 als soort geaccepteerd zijn.Naar schatting zijn er 3.000 hybriden.
Een groot aantal Camellia's heeft zijn weg gevonden als tuinplant. Van diverse Camellia-soorten, zoals van de Camellia oleifera wordt olie gewonnen. De Camellia sinensis is beter bekend als de theeplant. Zo belangrijk zijn de producten van de Camellia:
Een Camellia herken je aan de veelal glanzende, getande bladeren. Camellia's zijn groenblijvende struiken of kleine bomen die tot 20 meter hoog kunnen worden. De bladeren zijn vrij dik en getand, en meestal glanzend. De kleuren van de bloemen variëren van wit via roze tot rood; echt gele bloemen komen alleen voor in Zuid-China en Vietnam. Theesoorten zijn altijd wit-bloemig.
De vrucht van een Camellia - ook de theeplant draagt vruchten - is een droge, gecompartimenteerde capsule. De maximaal vijf compartimenten bevatten elk één tot acht zaden.
Het overgrote merendeel van de Camellia komt voor in oostelijk en zuidelijk Azië, van de Himalaya naar het oosten tot Japan en Indonesië. De vroegste fossiele vondsten van Camellia's zijn de bladeren van de uitgestorven Camellia abensis uit het bovenste Eoceen, gevonden in Japan, en van de eveneens uitgestorven Camellia abchasica uit het onderste Oligoceen, gevonden in Bulgarije .
De 'oliecamellia' voor van 18° tot 34° noorderbreedte - met name in China en Taiwan - en groeit op verschillende grondsoorten, zoals klei, leem, zand, licht alkalische, zure en goed gedraineerde grond, waar de gemiddelde januari-temperatuur niet onder 2 °C daalt. Thee-camellia's komen van nature voor in Zuidoost-Azië - China, Tibet en Noord-India - maar wordt inmiddels in veel meer landen verbouwd tussen 42° noorderbreedte en 33° zuiderbreedte, in Zuid- en Midden-Amerika, oostelijk Arika, Turkije en zelfs in Europa (Portugal).
In tegenstelling tot thee moeten de oliecamelia's nog worden geïntroduceerd in westerse landen. China spant zich in om cultivars te ontwikkelen met een hoge opbrengst en oliekwaliteit, niet alleen variëteiten die zijn geselecteerd voor vergelijkbare klimaten in andere Aziatische landen. Omdat oliecamelia's kunnen worden aangeplant op onvruchtbare berghellingen, concurreren ze niet met bestaande landbouwgrond, en hebben zij het potentieel om marginale gronden, in Azië en elders in de wereld te benutten.
Het plantengeslacht Camellia wordt in 1735 in Systema naturae door Linnaeus opgenomen onder de naam Thea. Maar hij was niet de eerste weterling die de plantensoort beschreef. Al in 1712 beschreef de Duitse arts Engelbert Kaempfer twee Japanse plantensoorten, die hij (beide) Thea japonaise noemde. Linneaus zou ze later Thea viridis en Thea bohea noemen.
Linneus onderscheidde in 1753 nog twee geslachten, Camellia en Thea. In 1818 zouden deze door Robert Sweet worden samengevoegd tot één geslacht - Camellia - met als synoniem Thea. De geslachtsnaam Camellius noemde Linneus naar de jezuïtische botanicus Camel of Kamel (Camellus). Camellus werkte op de Philippijnen en beschreef daar een groot aantal plantensoorten, maar opvallend genoeg geen Camellia.