Sorghum wordt ook wel zwarte gierst of durra genoemd, en behgoort tot de zogenaamde gierstgroep. De meeste sorghumplanten zijn afkomstig uit Australië en de Stille Oceaan, maar de eetbare soort is afkomstig uit Afrika.
Het is in de regel een eenjarig gras, dat wel vier meter hoog kan worden. Iedere plant wordt gevormd door twee of drie dikke stengels. de bloemen staan er als pluimen op. Iedere pluim bevat zo'n vijf- tot zesduizend aartjes, die de korrel bevatten. De korrels zijn relatief klein, gemiddeld 3-4 mm. Ze kunnen wit, geel, rood of bruin zijn. Het duizendkorrelgewicht varieert tussen 13 en 40 gram.
Sorghum groeit in relatief droge milieus, waar de teelt van maïs daardoor niet mogelijk is, maar houdt niet van natte voeten. Daarin onderscheidt sorghum zich van parelgierst. Zijn beworteling komt redelijk overeen met die van parelgierst, maar reikt minder diep. De sorghum houdt van warmte, liefst een temperatuur van tiussen 27 en 35°, en een jaarlijkse gelijkmatige regenval van 500-800 mm.
Het oogsten gebeurt in veel gebieden nog met de hand. Iedere pluim afzonderlijk wordt afgesneden. De korrels worden in de zon te drogen gelegd. De resterende plant wordt naderhand met wortel en al uit de grond getrokken. Soms wordt de plant in zijn geheel geoogst en de pluim later afgesneden. Zuid Afrika is één van de landen waar de combine inmiddels zijn intree heeft gedaan.
Een groot deel van de sorghumzaden wordt verwerkt tot meel, soms volkoren meel, waarvan brood gemaakt wordt. De al dan niet gepelde korrels worden ook als graan gegeten, zoals rijst wordt gegeten, gekookt of geroosterd. De jonge scheuten kunnen rauw worden gegeten, en verwerkt in salades.
Naast de sorghum die wordt verbouwd voor zijn korrel en zijn meel, zijn er variëteiten zoete sorghum, die geteeld worden voor de productie van siroop en ethanol. De korrels van deze zoete sorghum zijn groter dan die van de gewone. De siroop wordt van de malse stengels gemaakt, waarop je net als op suikerriet kunt kauwen.
Ook zijn er cultivars die speciaal geteeld zijn voor hun rode kleurstof. Ook die wordt gewonnen uit de stengels.
Het is bekend onder een oude benaming 'durra', onder welke naam al zo'n 3.000 jaar in Ethiopië wordt verbouwd. In India verschijnt sorghum zo'n duizend jaar later.
In de vroeg-islamitische tijd is durra vanuit Ethiopië in Egypte terecht gekomen, en vandaar over Europa verspreid. In de afgelopen vijftig jaar heeft de teelt van sorghum enorm aan betekenis toegenomen, en is met meer dan 60% gestegen. Het is inmiddels de vijfde graansoort wereldwijd, na rijst, tarwe, maïs en gerst. De belangrijkste producenten van sorghumgraan zijn Nigeria, India, Mexico, die ieder een ongeveer gelijk aandeel van rond 10-12% in de wereldproductie van 60 miljoen kilogram per jaar hebben.
De opbrengst van sorghum bedraagt onder optimale omstandigheden 6.000 kilogram per hectare. In drogere gebieden, waar de plant ook gedijt, is de opbrengst beduidend minder.
De Engelse handelsnaam sorghum wordt tegenwoordig ook in ons land gebruik, maar de 'officiële' Nederlandse naam is kafferkoren. Dat is de minder vleiende benaming voor 'zwarte' gierst, dat dus niet duidt op de kleur van de zaden maar op de Afrikaanse afkomst. In het Duits wordt sorghum om dezelfde reden 'Mohrenhirse' genoemd.
Sorghum wordt net als parelgierst en vogelgierst gezien als een gewas van de toekomst, geschikt voor teelt in gebieden met langere periode van droogte.
Momenteel leidt een periode van droogte tot hoge nitraatgehaltes in de graankorrels. Er is daarom veel aan gelegen om die eigenschap er door kruising met wilde soorten uit te telen.
Ook zoekt men naar opbrengstverhoging van sorghum onder droogte.
Sorghum bevat geen gluten, maar geeft in tegenstelling tot andere glutenvrije meelproducten zoals rijstmeel een goede bakstructuur aan brood en koekjes.
Het bevat daarnaast veel vezels, eiwitten, ijzer en anti-oxidanten.