De feijoa (Acca sellowiana) wordt wel de Braziliaanse guave of ananasguave genoemd, is familie van de guave. Het is een heester of boom, afhankelijk van de variëteit, die geteeld wordt als sierplant en als gewas voor de vruchten. De plant is in de negentiende eeuw door zijn Duitse ontdekker vernoemd naar João da Silva Feijó en Friedrich Sellow. In 1941 is het geslacht door een andere Duitse botanicus Acca genoemd.
De feijoa is een langzaam groeiende plant. Hij is groenblijvend. De bladeren zijn aan onderzijde viltig, net als de jonge twijgen. De bloemen van de feijoa hebben een dieprode kleur als van rozen, en zijn eetbaar. Uit deze bloemen ontwikkelen zich groengele vruchten, die uiterlijk doen denken aan avocado's. Zij ruiken naar ananas (vandaar de bijnaam ananasguave) en aardbei, hebben een licht zure toon. De smaak is in totaliteit te typeren als 'fris'. Het vruchtvlees kan wit zijn , maar ook rose en zelfs rood, afhankelijk van de geteelde variëteit.
De feijoa, daarin verloochent hij zijn afkomst uit bergachtig gebied niet, het is een taaie plant. Met de vorstbestendigheid valt het wel mee, of tegen. In de zomer kan een vorstje van 3 graden de plant ernstig beschadigen, in de winter kan dat het geval zijn bij 8 graden vorst. Wanneer de de lente te warm is of te droog, gaat dat in de regel ten koste van de smaak. Dat geldt ook voor een extreem warme zomer.
Net als bij druiven stijgt het suikergehalte van de vrucht in hoog tempo in het laatste stadium van rijping. Tot die tijd is het suikergehalte relatief laag zelfs, en smaakt de vrucht zelfs wrang. Vlak onder schil kun je ook bij rijpe vruchten nog een restant van deze wrangheid proeven.
Met het oog op spreiding van de oogst worden vroege en late variëteiten verbouwd. Tot de vroegste soorten horen de Gemini en de Robert. De vruchten worden op het noordelijk halfrond normaal gesproken van augustus tot oktober geoogst, op het zuidelijk halfrond van februari tot mei vruchten. Inmiddels worden feijoa's in drie opeenvolgende periodes geoogst (vroeg, midden en laat). Normaal verliest een feijoa zijn vruchten (laat ze vallen) wanneer ze rijp zijn; voor de handel worden ze (onrijp) geplukt.
Feijoa's kunnen er vrijwel het hele jaar door zijn, doordat ze zowel op het zuidelijk als op het noordelijk halfrond verbouwd worden in opeenvolgende oogsten, en redelijk lang houdbaar zijn. Een feijoa 'voelt en geurt rijp'. Een rijpe feijoa kun je bij de steelaanzet indrukken, de schil is veerkrachtig.
Feijoa's hebben zaadjes (pitjes), tot wel veertig per vrucht. Deze worden niet gegeten. De feijo kan als handfruit gegeten worden, vooral de kleinere soort kan het beste net als een kiwi uitgelepeld worden.
Grotere exemplaren schil je als een appel. Je doet er goed aan de geschilde vrucht even in licht gezouten water te dompelen of te bestrijken met citroensap, zodat de vrucht niet oxideert en bruin kleurt.
De dikke kroonbladeren van de bloemen worden gegeten. Ze kunnen geplukt worden zonder consequenties voor de vruchtvorming.
Wanneer een feijoa te warm wordt opgeslagen bederft hij snel. Na een dag of drie is de faijoa niet meer eetbaar, al is de schil nog volledig intact. Wanneer de feijoa op de juiste wijze gekoeld wordt opgeslagen, blijft hij zeker een maand goed. Reken na aankoop op een houdbaarheid van zeker een week bij een koeltemperatuur van 5-7°.
De Acca sellowiana, de enige soort met eetbare vruchten, kent van origine een groter verspreidingsgebied: de hooglanden van Zuid- en Zuidoost Brazilië, en bergachtige gebieden in het oosten van Paraguay, Urugay, het noorden van Argentinië en Colombia. Alleen deze soort is gecultiveerd en wordt als gewas geteeld.
De plant is rond 1500 door Spaanse ontdekkingsreizigers 'ondekt'
Feijoa's worden in het oorsprongsgebied vooral op kleine schaal verbouwd. Hetzelfde geldt voor de teelt in Europa zoals op Sicilië (Adrano), en Azië, in Georgië en Azerbeidjan. Sinds het begin van de twintigste eeuw is de feijoa extreem populair in Nieuw-Zeeland waar de plant op grote schaal als sierplant wordt gebruikt, maar ook voor de vruchten geproduceerd wordt, voor eigen gebruik, en onder meer voor de Europese markt. Nieuw Zeeland is tezamen met Colombia de grootste producent van feijoa, met elk zo'n 1.200 ton vruchten per jaar, waarvan zo'n 15% voor de industrie bestemd is.
Op verscheidene plaatsen is de feija invasief, en vormt hij dikke dekens, onder meer in de natuurparken van Hawaii (bovenstaande foto: Makawao Forest Reserve, foto: Forest and Kim Starr.
De geslachtsnaam Syzygium is uit het latijn afkomstig en betekent paarsgewijs (tweeling), duidend op de plaatsing van de bladeren. Samarangense verwijst naar semarang.
in vrijwel alle talen wordt de vrucht feijoa genoemd, naar zijn oorspronkelijke botanische naam. In de Spaanse taal wordt hij ook guayabo of guayabo del país genoemd, wat klein meisje betekent.
Een opmerkelijke benaming is die van guavasteen, die in Hawaiï wordt gebruikt, maar de vreemdste die van Nieuwe Zeelandse banaan. In een Nieuw Zeelands artikel.
Respecteer het copyright !