De nangka is zeer nauw verwant de chempedak (Artocarpus integer). De boom is tussen 10 en 20 meter hoog, en heeft lange, leerachtige bladeren. Hij groeit in vochtige tropische en subtropische gebieden, houdt niet van droogte en kan niet tegen vorst. De bloeiwijze groeit kort op de stam, niet voor niets, want de samangestelde vruchten van deze boom kunnen kolossaal groot worden, wel een doorsnede bereiken van één meter en een gewicht van dertig kilogram en meer. Meer dan een tak kan dragen. Gemiddeld is een nangka aanzienlijk kleiner, maar nog altijd groot!
Wat wij vrucht noemen, is een vruchtverband, dat door de vergroeiing van verscheidene vruchten uit verscheidene bloemen ontstaat. Hierin onderscheidt de nangka zich van de zuurzak, een Anona, wat een verzamelvrucht is, ontstaan uit de vrije vruchtbladen van één enkele bloem. Zowel het vlezige vruchtweefsel (perianth, vaak “vlokken” genoemd) als de zaden worden geconsumeerd.
Een volwassen boom kan twee- tot vijfhonderd vruchten op brengen, een imposant aantal!
Het broodboomgeslacht zou 55 tot 34 miljoen jaar geleden zijn ontstaan op Borneo. De grootste diversificatie en verspreiding vond plaats in het Mioceen tussen 24 en 5 miljoen jaar geleden, toen door schommelende zeespiegels landbruggen ontstonden tussen de Indonesische eilanden en het Aziatische vasteland.
De zaden werden verspreid door megafauna en grote gewervelde dieren die de aarde tot 12.000 jaar geleden bewoonden, plotseling verdwenen aan het eind van het Pleistoceen. Aangenomen wordt dat de zaden nu worden verspreid door kleine gewervelde dieren en vogels in plaats van de grotere zoogdieren. Hierdoor zouden minder zaden over kortere afstanden worden verspreid, wat verklaart waarom de genetische uitwisseling tussen populaties is afgenomen.
Voor de latere verspreiding van de broodboom over grote afstand is vooral de mens van belang geweest. De mens heeft ervoor gezorgd dat de broodbomen In de twaalfde eeuw op de Philipijnen beland zijn bijvoorbeeld. De nangkaboom groeit inmiddels overal in Zuidoost-Azië, in tropisch Afrika, Brazilië en Haïti. De belangrijkste producenten zijn Thailand en Vietnam. Zij zijn de grootste leveranciers van geconserveerde jackfruit, stukken nangka in suikersiroop. De vrucht is zeer populair in landen als Brazilië, Bangladesh (waar het de nationale vrucht is) en India natuurlijk, dat een heel verscheiden nangka-cultuur kent.
De nangkaboom neemt sinds mensenheugenis een belangrijke plaats in in het hindoeïstische leven en de sociale cultuur in India. De jackfruit wordt beschouwd als de lievelingsvrucht van Heer 'Ganesha'. Het hout wordt gebruikt voor rituele vuren in 'Homa' en 'Havana'. Het offeren van koemelk van de eerste lactatie aan de nangkaboom is een gangbare praktijk in alle kasten in Kerala.
De nangka is een van de drie 'veelbelovende' vruchten van Tamil Nadu, samen met de mango en banaan, bekend als de mukkani. Deze worden ma-pala-vāḻai (voluit: māmpaḻam-pala pazham-vāḻaippaḻam = mango-nangka-banaan) genoemd. De drie vruchten zijn ook gerelateerd aan de drie kunsten van Tamil (mu-Tamizh).
Doordat de vrucht zo geliefd is bij bepaalde diersoorten, is de nangka in het Tijuca Bos in Rio de Janeiro een plaag geworden. De dieren, in het bijzonder de penseelaapjes en de coati's verspreidden de zaden niet alleen, hun populatie groeide gestaag. Omdat ze zich ook voeden met eieren en jonge vogels, ging hun explosieve toename ten koste van de vogelstand.
Tussen 2002 en 2007 heeft het parkbeheer meer dan 55.000 nangkascheuten vernietigd met het oogmerk het ecosysteem weer in balans te brengen, verrast door de gebeurtenissen. De nangka was al in het midden van de negentiende eeuw bij de ontwikkeling van het secundaire bos aangeplant.
De geslachtsnaam artocarpus komt uit het Grieks en betekent broodvrucht. In een aantal landen wordt de vrucht jaca genoemd, de Portugese benaming, waarvan veel benamingen zijn afgeleid.
De populaire naam 'jackfruit' is afgeleid van het Portugese jaca, dat op zijn beurt weer afgeleid zou zijn van chakka in het Malayalam, dat in het westen van India wordt gesproken. De Malayalam term heeft een Proto-Dravidische oorsprong in kā(y) wat vrucht of groente betekent.
Je moet er niet aan denken het slachtoffer te zijn van de val van zo'n vrucht, maar wat is de impact van zo'n val op de vrucht als zodanig? De vrucht is hierop voorbereid. De schil van de jackfruit bestaat uit een doornachtige buitenkant met een poreuze buisvormige onderlaag. Door de val wordt de vrucht ingedrukt waarbij de buisjes of tubuli als eerste vervormen, gevolgd door de doornachtige buitenkant en pas daarna de mesocarp laag ertussen.
De doornen zijn samengesteld uit lignineachtige bundels die in de lengterichting van de basis van de doorn naar de punt lopen en ingebed zijn in zachtere parenchymcellen, een met vezels versterkte composiet met andere woorden. Het mesocarp bevat meer lignine dan de andere lagen, terwijl de kern meer pectine lijkt te bevatten waardoor de druk- en visco-elastische eigenschappen tussen de lagen variëren.
De inslagkracht van een volgroeide jackfruit is vele malen groter dan die van de soortgelijke durian. De doornen van de durian zijn gevoeliger voor de impact van een val, doordat ze gemakkelijker vervormen dan de korte en brede doornen van de jackfruit, die bovendien verankerd zijn aan het mesocarp.
Iedere vrucht onder de schil is ontstaan uit een vrouwelijke bloem in een trosvormige bloeiwijze, en bevat één zaad. Dit type samengestelde vrucht wordt een vruchtverband of osoris genoemd, bergelijk het met de ananas.
Aan de centrale kern (het receptaculum) zitten de wasachtige, vlezige perianthen vast die de 2,5 cemtimeter grote zaden omringen. De zaden zijn ingesloten door een hoornachtige endocarpen en subgelatineachtige exocarpen. Deze dienen verwijderend te worden alvorens de zaden voor consumptie te bereiden.