Deze lavendel wordt ook de breedbladige lavendel genoemd. De bladeren zijn 2-5 cm lang, en 2 tot 9 mm breed en hebben een licht gekrulde rand. Sijklavendel is hoger dan de echte lavendel, en bloeit iets vroeger, van juni tot september. De violette bloemen groeien in lange, gesteelde aren. Zowel de bloemen als de bladeren worden als kruid gebruikt. Ze ruiken meer naar kamfer dan de bloemen en bladeren van de echte lavendel, reden waarom de voorkeur aan deze wordt gegeven, of aan de lavandin, een kruising van echte lavendel en deze spijklavendel.
Van de etherische olie van de spijklavendel is ruim 35% kamfer en een kleine 35% cineol . Bovendien bevat de olie nog een klein percentage borneol en campheen. Alle geassocieerd met de geur van kamfer.
Spijklavendel houdt van zon, en gedijt het best op een zandige, goed gedraineerde bodem. Vermeerdering vindt plaats door zaaien, afleggen of stekken, meestal het laatste.
Pluk de bloemen van de lavendel zodra de derde bloem van onderen in bloei gaat. Doe dat op een droge dag, wanneer de dauw is opgedroogd. Wat men wel doet, is de hele tak snijden, ontdoen van bladeren en in een vaas op water plaatsen. Of hang ze ondersteboven te drogen. Doe dat met elastiek en niet met een touwtje, want het bosje komt los te zitten wanneer de stengel door uitdroging zal krimpen.
Lavendel wordt als kruid toegevoegd aan salades en dressings. In de klassieke keukens van Zuid-Frankrijk en de Provence komt lavendel van origine overigens niet voor. Het gebruik van lavendel in Herbes de Provence is een commerciële vondst van de laatste decennia. In de Verenigde Staten maakt men er lavendelscones en -marshmallows mee.
Spijjklavendel groeit van nature in de lager gelegen bergstreken in deze landen, maar ook oostelijker, in de Balkan, waar hij geïntroduceerd is. De spijkolie wordt voornamelijk geoogst van in het wild groeiende planten in Freankrijk en Spanje.
De soortnaam 'latifolia' betekent 'met de brede bladeren'. Voorheen werd de plant net als de echte lavendel Lavandula spica genoemd, afgeleid van Latijnse spica, dat korenaar betekent en duidt op bloeiwijze van lavendel en de gelijkenis op een (koren)aar. Linnaeus gaf de naam aan beide soorten, die hij als é&eacurte;n soort beschouwde. Naderhand zijn beide lavendelsoorten als aparte soorten aangemerkt, en is De botanische naam Lavandula spica komen te vervallen. Alleen de populaire naam spijklavendel of 'spijk' is behouden, in meerdere talen overigens.